Jacobsladder 1985-2



 
  
Jacobsladder 1985-2 blz -1 ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++ + DE JAC0BSLADDER 5e jaargang, nummer 2 + + april/mei/juni 1985 + + + + Tweemaandelijkse uitgave van de + + Historische Vereniging "0tto Cornelis van Hemessen” + + te Woubrugge ISSN: 0168-1079 + + Opgericht: 12 juni 1979 + + - + + Beschermheer : D. Brouwer de Koning. + + burgemeester van Woubrugge + + Redaktie : Wim Korteling Rinus Rodenburg en + + Hans van der Wereld + + Stencilwerk : Cees Kroon + + Bestuur : H. Bosman, voorzitter, + + Dokter Lothlaan 22, + + 2431 AC Woubrugge, + + tel. 01729-8807; + + H. van der Wereld, secretaris, + + Acaciastraat 26, + + 2404 VB Alphen aan den Rijn; + + R.van Heemskerck Düker,penningmeester + + Boddens Hosangweg 94 + + 2481 CB Woubrugge + + W.Korteling,bestuurslid, + + Emmalaan 4,2481 BA Woubrugge + + J.W.Wisman, bestuurslid, + + Emmalaan 26, + + 2481 BA Woubrugge; + + + + Contributie: f 12,50 per jaar,te voldoen op onze rekening+ + bij de Rabobank te Woubrugge, nr.3524.14847 + + giro: 95108. + ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++ INHOUD Van de bestuurstafel 2 Jubileumboek ds. A. Comrie 3 Oud-burgemeester J.C. van Wageningen overleden 4 Mevrouw Douwes overleden 5 Woubrugge veertig jaar bevrijd 6 Het huis met vele deuren 11 Woubruggenaren moesten een dijk opwerpen 12 Het alledaagse leven in Woubrugge tijdens de Tweede Wereldoorlog 13 Een Duitser vertelt 24 Interview met BS-commandant J. Hopman 25 Verbetering kade en behoud molenfundering 27 Boekbespreking 30 Plan openluchtmuseum met sluizen, molens en gemalen 31
Jacobsladder 1985-2 blz -2-

Bestuurstafel

U heeft een speciaal nummer van de "Jacobs-ladder" in handen. Laat ik met het opvallendste beginnen. De redaktie van ons periodiek is uitgebreid met Rinus Rodenburg, die vanaf nu de lay-out zal verzorgen. De mogelijkheden zijn vergroot, doordat "de computer" is ingeschakeld. U ziet het, de techniek is ook aan onze vereniging niet voorbijgegaan. Hopelijk bent u als lezer ook tevreden over het resultaat. Dan het tweede speciale aan dit nummer. Het is een "themanummer" en hoe kan het ook anders in deze maanden, de Tweede Wereldoorlog staat centraal. We hebben een aantal ooggetuigen uit die tijd aan het woord gelaten en hopen u zo een beeld te geven over die periode in onze gemeente. Het is geen compleet beeld en de interviews of verhalen zijn gekleurd door ieders gezichtshoek. Toch hopen wij dat ze u aanspreken en dat ze onze geschiedenis completer maken. Als laatste wil ik u er op wijzen dat er dit najaar een "Comrie­boekje" verschijnt. De pers zal er ook nog aandacht aan schenken. Mocht U belangstelling hebben voor deze uitgave, laat dan nu al een exemplaar reserveren. U kunt dit doen bij een van de bestuursleden. En trouwens ••• heeft u de contributie voor 1985 al voldaan? HERMAN BOSMAN, VOORZITTER +++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

Rijnbode 1877

De brievenbode van Alkemade op Woubrugge, J. v.d. S., oud 42 ja­ren, stond Donderdag 17 mei voor het Gerechtshof te '5 Gravenhage te recht, gedrukt onder de beschuldiging van zich te hebben schul­dig gemaakt aan 23 valschheden in authentieke en publieke geschrif­ten, en 12 wanbedrijven van misbruik van vertrouwen. Uit de behan­deling dezer zaak, waarin 33 getuigen werden gehoord, bleek dat de besch. van zijn mede-inwoners van Alkemade veel vertrouwen genoot. Zij lieten hem vele commissiën verrichten en daaronder behoorde in de eerste plaats het betalen ten kantore van de rijksontvanger te Woubrugge en te Haarlemmermeer. Gedurende de laatste helft van het afgelopen jaar werden knoeierijen, door hem gepleegd, ontdekt en bij nader onderzoek kwam aan het licht dat v.d. S. ten nadeele van een 28-tal belastingschuldigen gezamelijk een bedrag van tusschen de f600 en de f700 zich had toegeëigend, welke oneerlijkheden hij had getracht goed te maken door in de biljetten of het letter­schrift en het cijferschrift te doen veranderen of den naam van den ontvanger na te maken, om te doen gelooven dat de betalingen getrouwelijk hadden plaats gehad, terwijl hij weder ten aanzien van anderen het bedrag eenvoudig in den zak stak. Al de feiten werden getrouwvol door de besch. beleden. Hij had de gelden aangewend tot betaling van zijn schulden en tot ondersteuning van zijn huishou­den. Het Hof heeft hem, met vrijspraak van twee der ten laste ge­legde feiten, veroordeeld tot tuchthuisstraf van vijf jaren en 30 geldboeten van f50 en 10 van f12.50. Bron: De Rijnbode, 20 mei 1877 +++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
Jacobsladder 1985-2 blz -3-

Jubileumboek ds. A. Comrie

WOUBRUGGE - De Historische Vereniging "Otto Cornelis van Hemessen" is voornemens om in september een boek over het leven van ds. Alexander Comrie uit te geven. Het is dit jaar namelijk precies tweehonderdvijf­tig jaar geleden dat deze predikant in Woubrugge als zodanig werd be­vestigd. De uit Schotland afkomstige predikant en theoloog, die zijn hele leven in Woubrugge heeft gewerkt en daar ook een aantal boeken schreef, is in bepaalde kerkelijke kringen nog steeds een man van grote naam. Diverse van zijn boeken, zoals het "ABC des geloofs" worden vandaag de dag nog steeds herdrukt en vinden gretig aftrek. De secretaris van de historische vereniging heeft een manuscript over Comrie voor uitgave gereed liggen. Er zijn echter een paar problemen die de uitgave vooralsnog onmogelijk maken. Zo durft en kan de histo­rische vereniging niet enkele duizenden guldens in dit project steken om dan maar af te wachten of de boekjes verkocht zullen worden. Daarom wil men de mogelijkheid openen om in te tekenen. Vele Woubruggenaren, en met name de Nederlandse hervormden, zullen mogelijk wel wat meer over deze beroemde 18de-eeuwse kanselredenaar willen weten. Het geplande boekje gaat niet alleen in op Comrie, maar vertelt ook veel wetenswaardigheden over zijn leven, dat duurde van 1706 tot 1774. Het geeft een aardig beeld van het Woubrugse kerkelijk en maatschappe­lijk leven in die tijd. Bovendien is het geïllustreerd. Afgesloten wordt met een hoofdstuk over de herinnering aan Comrie, met de in 1919 gehouden Comrie-tentoonstelling in Woubrugge als uitgangspunt. Het boekje wordt ingeleid door prof. dr. D. Nauta, de vroegere gereformeerde predikant van Woubrugge, die in september een lezing over Comrie zal houden voor de leden van de historische vereniging en an­dere belangstellenden. Het zou aardig zijn als het boekje er dan was. Om de uitgave toch mogelijk te maken kan er vanaf nu besteld worden. Hoe meer mensen bestellen, hoe goedkoper het kan worden. Om u een in­dicatie te geven van de prijs: het bestuur van de historische vereni­ging wil die beslist beneden de f 20,- houden. Wacht u niet te lang, want het ligt in de bedoeling van het bestuur om het eerste exemplaar straks aan te bieden aan prof. dr. Nauta, wanneer die in Woubrugge komt spreken. U kunt uw bestelling doen bij onderstaande leden van het bestuur van de historische vereniging: W.K. Korteling, Emmalaan 4 tel. 01729-9361, H.J.C. Bosman, Dokter Lothlaan 22, tel. 01729-8807 of R. van Heemskerck Düker, Boddens Hosangweg 94, tel. 01729-8283.
Jacobsladder 1985-2 blz -4-

Oud-burgemeester J.C. van Wageningen overleden

Op 21 maart overleed, twee dagen na zijn achtenzeventigste verjaardag, in het Haagse Bronovo-ziekenhuis oud burgemeester van Woubrugge en Hoogmade, de heer J.C. Van Wageningen. Gedurende zijn meer dan vijfentwintigjarig burgemeesterschap van onze gemeente, waar vele zaken tot stand kwamen, heeft de heer Van Wageningen altijd een grote belangstelling gehad voor de geschiedenis van onze dorpen. Hieruit vloeide onder meer voort de wezenlijke inzet die hij zich getroostte voor de realisering van het Gemeentemuseum. Dit werd in september 1953 op het adres Dokter Lothlaan 1 geopend en kreeg in 1974 de naam: Museum "Van Hemessen”. Gedurende de laatste twee jaar publiceerde de heer Van Wageningen onder de titel "Ik herinner mij, bijdragen in ons blad "De Jacobsladder". Deze artikelen­reeks greep terug op zijn loopbaan als eerste burger van Woubrugge en Hoogmade. Enkele dagen voor zijn ziekte zond hij ons nog een aflevering, welke hij niet meer in ons blad heeft teruggezien. Jan Catharinus Van Wageningen werd op 19 maart 1907 te Utrecht geboren Na het eindexamen van de middelbare school en de militaire dienst kwam hij in het bedrijfsleven terecht. In 1932 begon hij zijn ambtelijke loopbaan bij de gemeenteadministratie, en in 1936 trad hij in tijdelijke dienst van het ministerie van Economische Zaken, Handel, Nijver­heid en Scheepvaart. Dit ambt werd, mede door de Tweede Wereldoorlog, verlengd tot 1945. Vlak na de bevrijding werd hij gedetacheerd bij het Provinciaal Militair Commissariaat in Zuid-Holland, waarna hij in no­vember 1945 door de Provinciale Griffie werd aangetrokken. Daar werkte hij als hoofdcommies tot de zomer van 1946, toen de reeds lang beoogde burgemeestersfunctie per 1 augustus werd gerealiseerd. Zijn installatie te Woubrugge vond plaats op 3 augustus in de bovenzaal van "Het Oude Raedthuys”. Bij besluit van het College van Burgemeester en Wet­houders d.d. 12 augustus 1946 (B en W vervingen ingevolge de toen van kracht zijnde noodwetgeving de gemeenteraad) werd de heer Van Wage­ningen met ingang van dezelfde datum benoemd tot ambtenaar van de burgerlijke stand. Vijfentwintig jaar burgemeester ------------------------------- Gedurende de ambtsperiode van de heer Van Wageningen kwamen veel zaken tot stand. Er werden o.a. honderden nieuwe woningen gebouwd. Een ander memorabel feit is de bouw van een moderne verkeersbrug in 1953 over de Heimanswetering. Deze verving de uit 1869 daterende en iets ten noor­den gelegen dubbele klapbrug. Voorts de instelling van het gemeente­lijk woningbedrijf, aankoop van een vuilnisauto en twee brandweerwagens, aankoop en verkoop van "Het Oude Raedthuys", vernieuwing van de straatverlichting, verlichting van de torenuurwerken in Woubrugge en Hoogmade, grenswijzigingen Woubrugge/Alkemade, nieuwbouw gereformeerde kerk en de drinkwateraansluiting van de Woudsedijk. Een van de hoogtepunten van de ambtsperiode van de heer Van Wageningen was op 20 mei 1954 toen Hare Majesteit Koningin Juliana een bezoek bracht aan de Rijnstreek waarbij ook Woubrugge werd aangedaan. Nadat burgemeester Van Wageningen viermaal was herbenoemd en in augustus 1971 zijn vijfentwintigjarig ambtsjubileum met waardige festivi­teiten was gevierd, kon in goede sfeer afscheid worden genomen van de gemeente Woubrugge. Bij besluit van de gemeenteraad van 15 maart 1972 werd hem de zilveren erepenning uitgereikt, vanwege het feit dat hij onder dikwijls moeilijke omstandigheden met inzet van geheel zijn per­soon heeft geijverd voor de ontwikkeling van de gemeente. Tijdens zijn ambtsperiode maakte de gemeente een belangrijke groei door en ontwikkelden
Jacobsladder 1985-2 blz -5- Woubrugge en Hoogmade zich tot forensen dorpen. Telde de gemeente bij zijn komst plm. 2.500 inwoners, bij zijn vertrek was dat aantal gegroeid tot plm. 3.750 Betrokken --------- Na zijn vertrek uit Woubrugge vestigde de heer Van Wageningen zich met zijn echtgenote in Den Haag. Graag bleef hij nog op de hoogte van het dorpsgebeuren in Woubrugge en Hoogmade. Dankbaar was hij dan ook voor de uitnodigingen om bij de festiviteiten aanwezig te zijn. Hij kon dan vaak weer tal van oude bekenden ontmoeten. Jammer vond hij het dat tijdens zijn ambtsperiode geen nieuw gemeentehuis gerealiseerd kon worden. Overigens had hij de nieuwbouw liever in het westen gezien omdat daar de uitbreiding van het dorp ligt. Zijn echtgenote, mevrouw A.H. van Wageningen-Oosting, bezocht wanneer dat maar even mogelijk was, de gezinnen waar een baby geboren was. Op die wijze gaf zij sympathieke blijk van medeleven in het gebeuren van ons dorp. Woubrugge heeft aan de heer Van Wageningen veel te danken. Gedurende zijn loopbaan heeft hij veel voor de gemeente gedaan. Het bestuur van de Historische Vereniging "Otto Cornelis van Hemessen" betreurt dit verlies. Zijn auto-biografische rubriek was een waardevolle bijdrage aan ons blad. Wij wensen zijn vrouw en vrienden de kracht toe om dit verlies te dragen. HANS VAN DER WERELD

Mevrouw Douwes overleden

Op 72-jarige leeftijd overleed op 15 april 1985 mevrouw Rie Douwes-Stel, echtgenote van de heer D.J. Douwes uit Velp. Mevrouw Douwes begeleidde haar man, auteur van "Het witte huis aan de wetering", bij de presentatie van het door de vereniging in her­druk uitgegeven boekje. Eerder al, bij een bezoek aan Velp, leerden wij mevrouw en meneer Douwes kennen als een sympathiek echtpaar. Bei­den stelden het op prijs dat "Het witte huis aan de wetering" opnieuw werd uitgegeven. De uitvaart van mevrouw Douwes vond plaats op 20 april in de Gereformeerde kerk te Velp, waarna de teraardebestelling plaats vond op de algemene begraafplaats te Worth-Reden. Het bestuur van de historische vereniging “Otto Cornelis van Hemessen" wenst de heer Douwes en zijn kinderen sterkte bij het verlies van hun echtgenote en moeder.
Jacobsladder 1985-2 blz -6-

Veertig jaar bevrijd

Overal leest men over de vrijheid die veertig jaar geleden weer ons deel werd en eigenlijk is het wat overbodig hier nog iets aan toe te voegen. We worden overspoeld met verhalen over de ellende en heldendaden uit die periode, terwijl Woubrugge en Hoogmade deze twee in hun uiterste vorm niet heeft gekend. Daarom is het misschien wel aardig om de jaren 1940-1945 eens naar voren te halen zoals die in onze gemeente zijn beleefd. Hierbij kan echter niet worden voorkomen dat een aantal aspecten toch wat relativerend moet worden bezien. Er is na 1945 immers nog zoveel gebeurd dat een veel grotere invloed heeft gehad op heden en toekomst, dat opwinding over de gebeurtenissen in de oorlog toch wat overdreven moet worden geacht. Aan de oorlog ging de mobilisatie vooraf en pas na die oorlog was een normaal leven weer mogelijk. Alle Nederlanders mochten toen weer met een gelijk bedrag beginnen n.l. het "tientje van Lieftink", want hoe gek het ook moge klinken: “de oorlog had de rijken arm en de armen rijk gemaakt”. De wijze waarop dit is gebeurd is een ieder bekend en na veertig jaren past het niet meer om daar nog diep op in te gaan of te oordelen. Veel van de toen ontstane, mogelijk onjuiste, situaties zijn inmiddels op natuurlijke wijze dan wel door het ingrijpen van de fiscus gecorrigeerd. Voor Woubrugge en Hoogmade zal dus een aantal aspecten worden belicht tussen de mobilisatie en de geldsanering. Voor Hoogmade, de periode tussen de laatste kermis voor en de eerste kermis na de oorlog. Mobilisatie ----------- In 1939 werd, op de dag dat in Hoogmade de kermis werd gevierd, de mobilisatie afgekondigd. Hierbij uiteraard ook een aantal inwoners van de gemeente betrokken. In 1945 op de dag van het bevrijdingsfeest, en wederom de kermis in Hoogmade, moesten alle Nederlanders hun met veel zorg gespaarde geld inleveren om de dag daarop voorlopig met een tientje te worden afgescheept. Zoals te begrijpen, en vooral als men de mentaliteit van de Hoogmadenaren kent, werd tijdens die kermis nog heel wat geld in "zwarte" drank omgezet. Maar de relaties van de feestcommissie in Hoogmade met de banken was toch zodanig dat het gedrukte “noodgeld” niet behoefde te worden aangesproken. Er was n.l. overeengekomen dat de kermisexploitanten ook de dag na de kermis hun geld konden inleveren. Als men vijf jaren in beeld wil brengen zou het meest passende een chronologisch overzicht zijn. Dit zou betekenen een navorsen van geschriften en dossiers en het interviewen van veel personen die de onderwerpelijke jaren bewust hebben meegemaakt. Een opgave die gaarne wordt overgelaten aan ter zake meer bevoegde en meer bekwame personen, verenigd in de Historische Vereniging "Otto Cornelis van Hemessen". In het navolgende zijn dus slechts wat grepen uit die tijd verwerkt waarbij elk aspect bezien wordt over de totale periode. Luchtbescherming ---------------- Te beginnen dus met de voorbereiding op de oorlog. Uiteraard was dit een aangelegenheid van militaire aard. Men kon echter niet aan de indruk ontkomen dat er aan de uitrusting van de troepen die ons moesten verdedigen, nogal wat ontbrak. Daar staat tegenover dat er (voor zover bekend) in Woubrugge ook nooit een openbare inzameling is gehouden om het rijk in staat te stellen luchtafweergeschut te kopen! We hadden wel de “luchtbescherming”, een aantal personen van middelbare leeftijd die ook als zodanig werden gesalarieerd. Zij waren in Woubrugge
Jacobsladder 1985-2 blz -7- en Hoogmade aangesteld om uit te zien naar de nadering van vijandelijke vlieg- en voertuigen. Daartoe beklommen zij bij toerbeurt de torens van de Nederlandse hervormde kerk in genoemde plaatsen. Van hieruit hadden ze een goed uitzicht op de omgeving en konden ze alle verdachte bewegingen doorseinen naar resp. het gemeentehuis en de woning van politieman Hoogenboom. Een naar huidige normen weinig enerverende bezigheid maar, zoals alle zaken in die tijd, werd ook deze taak met de grootst mogelijke ernst volbracht. De eerste echte melding kwam op 10 mei 1940. Door het prachtige weer kon vanuit Woubrugge en Hoogmade duidelijk worden geconstateerd dat vliegtuigen met parachutisten een bezoek brachten aan het westen van ons land. Een gevolg van deze activiteit was dat niet alleen overdag, maar ook in de nachtelijke uren van politiewege moest worden gepatrouilleerd. Hierbij werd ook de “hulppolitie” ingeschakeld, hetgeen achteraf een bijzonder ludieke aangelegenheid moet zijn geweest. Blijkens de informatie van een destijds als “hulppolitieman” ingeschakelde inwoner bestond de uitrusting uit: a) een paar gymschoenen (voor eigen rekening aangeschaft, en kennelijk bedoeld om geruisloos en vooral hard te kunnen lopen!); en b) een gummystok (in bruikleen ter beschikking gesteld door de plaatselijke politieman). Dit laatste 'verdedigingsmiddel' boezemde destijds veel ontzag in bij de baldadige jeugd, maar betwijfeld moet worden of daarmee op afdoende wijze de Duitse parachutisten hadden kunnen worden bestreden. Gelukkig duurde de strijd maar kort en was er geen directe belangstelling van Duitse zijde voor onze gemeente, dus ook geen effectieve inzet! Bombardement ------------ Toch ging de oorlog niet helemaal aan Woubrugge voorbij. Bij het bombardement van de Rijnstreek op 14 mei 1940 ontdekte een van de Duitse piloten het bruggetje over de Woudwetering in Woubrugge. Een poging om dit deel van de provinciale weg met een bom te vernietigen mislukte. De echtgenote van A. Wittebol werd hierdoor dodelijk getroffen door de bomscherven. Bij de gevechten met de Duitsers sneuvelde P. Buitelaar, net wonende tegenover “De Dageraad”. Hij kreeg een laatste rustplaats op de Algemene begraafplaats in Woubrugge. . Oud-inwoner van Hoogmade, c. Baak, sneuvelde tijdens de gevechten nabij 's-Gravendeel. In een later stadium sneuvelde in het toenmalige Nederlands-Indië Wim Opdam, inwoner van Hoogmade en als koloniaal daar naar toe gegaan. Na 15 mei 1940 kwam de gemeente Woubrugge wel in de belangstelling van de Duitsers. Vanaf die datum tot de bevrijding op 5 mei 1945 was er altijd wel een of ander onderdeel van de Duitse weermacht. Zij kwamen in Woubrugge of Hoogmade: a) om uit te rusten van frontactiviteiten; b) omdat ze belast waren met de luchtverdediging; c) voor het toezicht op de waterlinie. Direct al kwam een onderdeel uitrusten van de vermoeienissen in Frankrijk. Dit werd kort na Nederland ingelijfd. Voor de Hoogmadenaren, waar dit onderdeel werd ondergebracht, was het de gelegenheid om kennis te maken met "champagne", die in grote hoeveelheden als krijgsbuit was meegenomen. Inkwartiering ------------- In het begin werd tegen de inkwartiering van de Duitsers en het onderbrengen van paarden en voertuigen wat bedenkelijk aangekeken. Maar er werd getracht, ondanks de wat laconieke instelling van de plattelan
Jacobsladder 1985-2 blz -8- ders, om er het beste van te maken. Gelukkig was men niet veel gewend in die tijd want de vergoedingen waren niet hoog, maar de betaling geschiedde via het gemeentehuis en was dus wel gegarandeerd. Een onderdeel dat in Woubrugge was ondergebracht, was de Luftwaffe. Dit onderdeel liet een bunker bouwen aan de Oudendijkseweg, ten zuiden van het huidige bedrijf van Rijnsburger. Hier werd dag en nacht uitgezien naar de komst van vijandelijke vliegtuigen. Deze gingen echter zo hoog dat ze door de Duitsers niet konden worden getroffen. Daarbij was het bunkertje zo klein, dat het als doelwit van een bom beslist niet in aanmerking kwam. Niet alleen vanuit de lucht, maar ook over het water verwachtten de Duitsers de vijand. Het gevolg hiervan was dat er door de SS-troepen regelmatig inkwartiering werd gevorderd om toezicht te kunnen houden op het verkeer over de brug en het water. Een van de dingen die de jeugd van Woubrugge fascineerde, was de Duitse visvangst. Zelf zat men uren met een hengeltje te wachten op een hongerige waterbewoner, een edel geduld dat maar matig werd beloond. De Duitsers gebruikten een handgranaat! Kort nadat deze onder water tot ontploffing was gekomen, kwamen de nietsvermoedende vissen kijken waar dat lawaai vandaan kwam om dan met emmers vol te worden opgeschept! Tankval en schootsveld ---------------------- Meer ingrijpend was de angst voor de mogelijk uit het westen komende gevaarlijke krijgsvoertuigen en Engelsen. Daarom liet men allereerst een grote "tankval" ten westen van het dorp Woubrugge graven. Deze begon in de dijk van de Heimanswetering recht tegenover scheepswerf "de Dageraad". {De uitgegraven grond werd gebruikt om een verhoog te maken waarop een kazemat en een uitkijkpost werden gebouwd. (Op de plaats waar nu nog een grote schuur staat). Na twee bochten liep hij, dwars door het huidige bedrijf van Van der Eijk, naar de provinciale weg. Van hieruit ging men langs de huidige bedrijven van Van der Does en Rietdijk, Red.} in de richting van de indertijd door de Gebrs. Bulk bewoonde boerderij aan het Weteringpad. Om te voorkomen dat de tanks over de weg kwamen werd een zware muur gebouwd op de Kerkweg juist ten westen van de bebouwing. De muur met de daarin aanwezige smalle doorgang werd permanent bewaakt. Om de tanks aan te zien komen moest er ook voldoende "schootsveld" zijn. Om dat te verkrijgen kwam men op het onzalige idee om een tiental woningen, de gereformeerde kerk en het gebouw van "Het Groene Kruis" maar te slopen. Ondanks alle in het werk gestelde pogingen waren ze daar niet van af te brengen. Om tenslotte zelfs de doorgang van individuele vijandelijke infiltranten tegen te gaan werd de Woudwetering aan beide zijden voorzien van een gordel van prikkeldraad. Hierdoor was zelfs het aanleggen van een bootje door de aanwonenden onmogelijk. Aan het einde van hun vijfjarig verblijf herinnerde men zich kennelijk nog de problematiek die de Spanjaarden indertijd hadden om Leiden te bezetten. Het westelijk deel van de polder Oudendijk en de Veenderpolder werd onder water gezet. Als klap op de vuurpijl werd in 1944 het gemeentehuis gevorderd, en moest de gemeentelijke administratie verhuizen naar de inmiddels afgebroken Christelijke Nationale School aan de Van Hemessenkade. De in het gemeentehuis aanwezige bescheiden, met betrekking tot de geschiedenis van Woubrugge, werden bij paticulieren ondergebracht. In 1951 werden deze weer verzameld en ondergebracht in het museum aan de Dokter Lothlaan. “Tot lering en vermaak van het nageslacht”. {Inlichtingen over het museum kunt u verkrijgen bij: W. Korteling, Emmalaan 4, 2481 BA Woubrugge. Red.}
Jacobsladder 1985-2 blz -9- Vordering --------- De aanwezigheid van de Duitse bezetter betekende ook dikwijls de vordering van alles wat ze nodig hadden. Dit varieerde van paarden tot wollen dekens. Deze vorderingen werden verricht door de burgemeester. Gelukkig was deze “goed”, waardoor er rekening kon worden gehouden met de omstandigheden van de betrokken inwoners. Op grond van de toen geldende regeling was de burgemeester "oppermachtig" omdat de raad buiten werking was gesteld. Desondanks vonden er wekelijks besprekingen plaats met de indertijd gekozen wethouders zodat bij de beslissingen zoveel mogelijk rekening kon worden gehouden met alle aspecten. Het gemeentehuis was gedurende de oorlogsjaren een doorgangshuis voor heel veel vogels van verschillende pluimage. Zo vond men er: ondergedoken academici; (al dan niet van joodse bloede), op "non-actief" gestelde militairen; (één ervan kwam zich na de bevrijding op de hoogte stellen van de gang van zaken), in de illegaliteit werkzaam zijnde personen. Radio's ------- Zoals iedere gemeente werden ook Woubrugge en Hoogmade geconfronteerd met de maatregel inzake de inlevering van koper en radiotoestellen. Van de laatste bleken niet alleen de inventarislijsten onvolledig te zijn, maar ook de toestellen! Veel voor "volledig" opgegeven apparaten bleken heel belangrijke onderdelen te missen. Deze “niet ingeleverde stukjes radio” werden kennelijk weer gebruikt om volledige toestellen te bouwen, waarvan er o.m. een in de etalage van Wittebol in een Van-Nellekoffiebus was ingebouwd. Een ideale plaats om de Engelse zender te beluisteren. Geen echte honger ----------------- Om in leven te blijven moest men eten en alhoewel het niet altijd een vetpot was kan niet worden gezegd dat de bevolking van Woubrugge en Hoogmade echt honger heeft geleden. De agrarische aard van de gemeente maakte het mogelijk dat veel mensen zelf voedsel konden verbouwen. Bovendien kon men bij de boer nogal eens terecht als het graan gedorst of de aardappelen geoogst moesten worden. Daarnaast beschikte men over een aanzienlijke veestapel die, merkwaardig genoeg, bijzonder geschikt bleek voor consumptie! Veel exemplaren kwamen op onverklaarbare wijze voor "noodslachting" in aanmerking”! Deze voedselhulp werd meestal in eigen gemeente uitgepond zodat de bevolking, weliswaar mondjesmaat, aan iets hartigs kon worden geholpen. Toch was de distributie merkbaar, want niet alles waar men behoefte aan had kon worden aangeschaft. Ook in Woubrugge moest men rijden op fietsen met massieve banden. Hier ging men echter ook wel vrijwillig toe over toen de Duitsers het op een onzalig ogenblik nodig achtten om fietsen te gaan vorderen. Dit uiteraard zonder vergoeding! De goede fietsen werden toen al spoedig onder het hooi of op zolder verborgen maar niet zelden door de Duitse SS ontdekt. Een van de zaken waaraan niet kon worden ontkomen was de systematische verloedering van het bevolkingsregister. Daar klopte aan het einde van de bezetting niet zo veel meer van. Dankzij een en ander waren veel mensen voor de arbeidsinzet niet meer te vinden en konden voor ten on­rechte te boek staande kinderen distributiebescheiden worden geclaimed, waarmee weer onderduikers e.d. konden worden geholpen. Ook met de persoonsbewijzen werd zoveel mogelijk gedaan, wat niet mocht, om de rechtelozen te helpen.
Jacobsladder 1985-2 blz -10- Dolle dinsdag ------------- Dolle dinsdag veroorzaakte ook in onze gemeente enige opschudding. De toen in Woubrugge gelegen troepen moesten hals over kop weg. Dit tot groot vermaak van enkele zeer anti-Duits gezinde inwoners, vooral toen bleek dat de gevorderde autobus niet wilde starten. Direct ter plaatse gevorderde personen moesten de bus vanaf het gemeentehuis duwen tot voorbij Westmaas waar - gelukkig - vanaf de hoogte de polder in, de motor aansloeg. Gedurende de bezetting hadden we ook een aantal zeer strenge en lange winters. Veel ijsvermaak dus, maar ook gevaarlijk. Zo kwamen de Duitsers op 26 januari 1945 over het ijs en dwars door de polder naar Hoogmade om daar een razzia te houden. Een niet onbelangrijk aantal inwoners werd opgepakt en – lopende - naar Leiden overgebracht. Hier werden ze, in afwachting van de afreis voor de arbeidsinzet naar Duitsland, ondergebracht in "Heck's Lunchroom" aan de Stationsweg. Gelukkig kwamen ze allen na de bevrijding, gezond en met een heel speciale ervaring rijker, weer naar huis. Vliegtuigen ----------- De laatste tijd leest men over de grote aantallen vliegtuigen, die in Nederland gedurende de bezetting zouden zijn neergestort. In Woubrugge maar een, en wel direct ten westen van de tankval in het land van M. Kroes. {zie blz. 31 Red.} Ook in noodgevallen afgeworpen brandbommen hebben een boerderij getroffen. Deze boerderij, gelegen aan de Frederikskade op de grens van Alkemade, brandde geheel af. Een van de bommen viel door het dak en door het bed waarop een der dochters des huizes lag te slapen, zonder haar te verwonden. Slechts een van onze inwoners, Karel van Seventer, is wegens verzetshandelingen gefusilleerd. {Op klaarlichte dag stond hij de bouw van Duitse verdedigingswerken in Woubrugge te fotograferen. Een van de bezetters zag dit en heeft hem aangevallen. Tijdens dit gevecht lukte het hem de bajonet van de aanvaller te bemachtigen, maar door tussen­komst van een Duitse officier werd hij overmeesterd en in de cel van het gemeentehuis opgesloten. Op onbekende wijze is hij vrijgekomen, maar werd tijdens een razzia in de Haarlemmermeer gevangen genomen en gefusilleerd. Red.} Zijn stoffelijk overschot ligt begraven op de erebegraafplaats te Bloemendaal. Dit was in grote lijnen Woubrugge en Hoogmade tijdens de oorlog. Lang geleden en door velen wat vergeten maar, echt gebeurd. H.J. HOOGENBOOM
Jacobsladder 1985-2 blz -11-

Wester

HET HUIS MET VELE DEUREN Het zolderkamertje is onaangeroerd gebleven, ziet er nog net zo uit als tijdens de oorlogsjaren. Een bed, een krakkemikkig tafeltje met stoel, een koffer en twee luiken om bij onraad achter te kunnen wegkruipen. Alleen de lampetkan ontbreekt en verdwenen is ook die originele Weense Thonetstoel, maar daarover later in dit verhaal. Van oktober 1944 tot aan de bevrijding hield scheepsbouwer H. Wester uit Woubrugge op die zolder onderduiker Norbert Schmeltzer verborgen. Schmeltzer, toen nog student maar later politicus en o.a. minister van Buitenlandse Zaken, vertelt: "Tijdens de oorlog was ik leider van het Tilburgse studentenverzet. Om uit handen van de Duitsers te blij­ven ben ik op verschillende plaatsen ondergedoken. Woubrugge was mijn laatste onderduikadres". Schmeltzer maakte afwisselend gebruik van de naburige woonark van zijn buurman in Wassenaar en de zolderkamer van de Woubrugse scheepsbouwer. Wester noemt zijn woning aan de Woudwetering "Het huis met de vele deuren", omdat het er ritselt van de doorgangen. Er zijn alleen al vier buitendeuren. Bovendien gaat er onder de vloerbedekking menig luik schuil, allemaal vluchtwegen. "Dat was wel nodig ook", zegt de nu 83-jarige Wester, “want hier op de werf wemelde het van de Duitsers. Waar nu onze loods staat, lagen in de oorlog twee grote bunkers ingegraven”. Omdat er van studeren toch niets kwam, trok Norbert Schmeltzer er ge­durende die acht maanden nogal eens op uit met de enige zoon van Wes­ter. Als de kust veilig was gingen ze bijvoorbeeld bij de boeren langs om te venten met stroop. Wester: "Norbert was erg muzikaal en heeft hier in de omgeving ook op heel wat bruiloften en partijen accordeon gespeeld". Maar de meeste tijd verbleef Schmeltzer op zijn zolderkamer. Voor noodgevallen lag er in de Woudwetering een klein jacht waarmee hij naar de polder aan de overkant van het water kon varen. "Een keer", herinnert Wester zich, "kon Norbert niet meer op tijd wegkomen. Dat was toen we onverwachts zes Duitsers ingekwartierd kregen". Wester bedacht het volgende: hij liet zijn zoon "ziek" naar bed gaan, vroeg de huisarts om langs te komen en deze constateerde toen "zeer besmette­lijke roodvonk", waarna de zes snel hun biezen pakten. Norbert Schmeltzer was niet de enige die in het huis van het echtpaar Wester (mevrouw Wester is inmiddels overleden) onderdook. De grote woning met huisnummer 100 was tijdens de hele oorlog een doorgangshuis. Van de voorkamer was een provisorisch slaapzaaltje gemaakt. Wester: "Ze kwamen en gingen. Piloten, Joden, Indië-gangers, ik weet allemaal niet wie ik hier over de vloer gehad heb, maar het waren er vele tientallen. Namen vroeg ik nooit. Soms kwamen ze in het holst van de nacht. Laatst kwam hier een vrouw aan de deur. Ze vroeg of ze nog even de kamer mocht zien waarin ze tijdens de oorlog een nacht had geslapen. Ik had haar nooit eerder gezien". Wester verschafte onderduikers onderdak en was bovendien gehaaid in het laten verdwijnen van grote jachten. Een van zijn trucs was om zo'n schip op het land te "parkeren" en er een hooiberg omheen te bouwen. "Het was een sport om die Duitsers dwars te zitten", zegt hij. "Ik deed het met veel plezier. Er zat echter een nadeel aan vast: op enige vergoeding hoefde je niet te rekenen. Na de oorlog was mijn huis to­taal uitgeleefd. Van mijn meubilair en keukeninventaris was weinig meer over. Bovendien is mij tegen gevallen dat zo weinig onderduikers meer van zich hebben laten horen. Er kon geen bedankje af". Uitzondering noemde hij Schmeltzer die steeds kontakt heeft gehouden. Hij was er bijvoorbeeld ook bij toen het echtpaar Wester in 1977 hun vijftigjarig huwelijk vierden. Bij die gelegenheid kreeg Schmeltzer
Jacobsladder 1985-2 blz -12- een kado dat hij een ereplaats gaf in zijn woning te Wassenaar, de zorgvuldig bewaard gebleven Weense Thonetstoel uit de Woubrugse zolderkamer. (Bron: Rijn en Gouwe, 23 februari 1985)

Dijk opwerpen

WOUBRUGGENAREN MOESTEN EEN DIJK OPWERPEN Op 13 maart 1944 liet burgemeester D. Rijnders een schrijven uitgaan aan alle ingezetenen van Woubrugge. Er was opdracht gegeven dat in deze gemeente een tweetal polders onder water gezet zouden worden. De Veenderpolder zou geheel, en de Oudendijksepolder gedeeltelijk worden geïnundeerd. {het onder water zetten van lage gronden als middel ter verdediging, red.} Voor de bescherming van de landerijen in de polder Oudendijk zou een dijk gegraven worden vanaf de gebr. Van Harten tot de Vrouwgeestpolder, langs de Algemene begraafplaats. De burgemeester deed een beroep op de burgerzin van de ingezetenen om te helpen, zodat de dijk binnen de gestelde termijn (d.i. binnen enkele dagen) gelegd zou zijn. Van het geven van verdere inlichtingen meende de burgemeester zich ontslagen te achten, na hetgeen hij op verschillende bijeenkomsten hierover had gezegd. Er werd op gerekend dat iedere mannelijke ingezetene beneden 60 jaar zoveel mogelijk tijd zou vrijmaken om bij dit werk behulpzaam te zijn. Het werk zou op dinsdagmorgen 14 maart om zeven uur aanvangen en duurde, met een onderbreking voor de middag, tot zeven uur '5 avonds. Op woensdag 15 maart werden de inwoners van Woubrugge verwacht en die van Hoogmade om 12.30 uur. De bewoners uit de Zuidhoek van Roelofarendsveen (toen nog Woubrugs grondgebied) en de Frederikspolder werkten aan de te legggen dijken langs de Rijpweteringvaart; de bewoners van Ofwegen werkten aan de dijk welke in Ofwegen gelegd moest worden. Degenen die over schoppen, vorken of rieken, kruiwagens, planken e.d. beschikten, dienden dit materiaal mee te brengen. Er werd op gerekend dat dit materiaal door elk bedrijf ter beschikking werd gesteld. De landbouwers uit Woubrugge dienden dinsdagmorgen ploeg en paard mede te brengen voor het verwijderen van de graszoden. Al het materiaal kon, voor zover het 's avonds niet naar huis meegenomen werd, opgesteld worden in een van de schuren van J. Heemskerk in de polder Oudendijk. Voor fietsenstalling onder bewaking zou zorg worden gedragen. Het was daarbij gewenst zijn rijwiel zoveel mogelijk te kenmerken. Het brandweerpersoneel en zij die over laarzen beschikten, dienden deze mede te brengen. Pogingen zouden worden aangewend om op het werk een warme hap te verstrekken. Verzocht werd hiervoor eetgerei mede te brengen. De werkgevers werd verzocht aan de arbeiders het loon te blijven doorbetalen en het personeel voor dit werk zo lang mogelijk beschikbaar te stellen. In overweging werd gegeven brood mee te brengen. Na het opstellen van deze mededeling bereikte de burgemeester het bericht dat het werk in de Veenderpolder niet doorging. De bewoners uit de Zuidhoek moesten zich nu om 12.30 uur n.m. vervoegen bij de Algemene begraafplaats in Woubrugge.
Jacobsladder 1985-2 blz -13-

Leven in Oorlog

HET ALLEDAAGSE LEVEN IN WOUBRUGGE TIJDENS DE TWEEDE WERELDOORLOG “Men moet een mens niet beoordelen naar zijn daden, alvorens men zijn drijfveren kent.” Zoals met alles, had ook de bezetter twee gezichten. In dit artikel, dat tot stand kwam dankzij de medewerking van mevrouw A.M. Swama en de heer M. Ludwig, zijn beide zo objectief mogelijk beschreven. Dit geldt ook voor de humor welke in die donkere jaren zo belangrijk was. Ankie Swama werd geboren op 13 mei 1926. Zij was de jongste van de twee dochters van de heer D.P. Swama, de toenmalige eigenaar van "Het Oude Raedthuys". Haar eerste oorlogsherinnering gaat terug naar vrijdag 10 mei 1940. Tussen de woning van brugwachter Schijf en de zaak van Westmaas stond een bank, een doorgezaagde boom. Op die boom stond burgemeester H.E.N. Mumsen ergens naar te kijken. Ankie Swama klom naast de burgervader op de bank en zag in de verte enorme rookkolommen. “De burgemeester wees ernaar en herhaalde steeds de dezelfde woorden, welke ik nooit van een christelijke man als hij verwacht had: 'Ze hebben godverdomme de olietanks bij de Hembrug in brand geschoten!’. Thuis vertelde ik dat gebeuren. En toen ik zei dat de burgemeester zo gevloekt had, wilden ze het eerst niet geloven”. De voltallige familie Swama, vader, moeder en de dochters Lini en Ankie, stoven naar de zolder en verdrongen zich voor het dakraampje op het noord-oosten. Hotelier Swama bezigde toen dezelfde woorden met nog een paar knetterende toevoegsels er achteraan. Tijdens de Pinksterdagen, 12 en 13 mei 1940, timmerden de mannelijke dorpsbewoners - kerks of niet - eensgezind verduisteringsluiken voor de ramen van het gemeentehuis en beitsten ze daarna hardgroen. Ankie Swama: "Ik zat er met Jantje Schijf op de hoogste stoep, links, naar te kijken. We vonden het hoogst gezellig, dat druk gedoe in de anders zo doodstille Raadhuisstraat. We haakten kleine rondjes om er een kleed van te maken, knikkerden, en gokten ontiegelijk. We voelden ons heerlijk dat het ons niet verboden werd, want 'een zondagse steek houdt geen week’, was mij met de paplepel ingegoten. Mijn vader zei altijd: “Breien, spelen, fietsen, je doet maar, maar irriteer niet de mensen die daar anders over denken”'. Diezelfde dag bereikten ook Woubrugge berichten als zouden er als vrouwen verklede valschermjagers geland zijn op een begraafplaats in Valkenburg. "Dat kwam mij toch werkelijk als onmogelijk voor", vertelt mevrouw Swama nu. De dertiende mei bracht bakker Overvliet een grote taart voor de familie Swama. Vader Dirk Pieter vierde zijn vijfenveertigste en Ankie haar veertiende verjaardag. "Anders kwam er alleen een taart in huis bij bruiloften en partijen en die lekkernij was dan nog voor de gasten bestemd”. Ik moest ze dan in punten snijden, en alleen het mes mocht ik daarna aflikken. Na de feestelijkheden kwamen de overgebleven brokstukken op de schalen weer terug, soms met asresten, altijd smakend naar rook. Toch schrokten we het altijd op tot het je neusgaten uitkwam want zoiets kostelijks gooide je niet in het vuilnisvat! Deze keer had vader diep in de beurs getast, omdat hij van mening was dat het wel eens lang zou kunnen duren voordat we weer taart zouden kunnen eten. De dertiende smaakte mij het eerste stuk nog overheerlijk, de volgende dag hebben we de andere helft helemaal niet meer aangeraakt. Want wie at er nu taart bij het zien van zoveel ellende?"
Jacobsladder 1985-2 blz -14- Er kwamen legerwagens door Woubrugge, vol enthousiaste soldaten. Later kwamen diezelfde wagens wéér door het dorp, maar toen zaten er doodvermoeide, grauwe mannen in. De slag bij de Grebbenberg hadden ze overleefd, maar dat was dan ook alles. Er kwam een aanzegging dat er evacués uit de geïnundeerde gebieden naar Woubrugge zouden komen. Alle bedden die er in "Het Oude Raedthuys" te vinden waren, werden bij elkaar gezet en opgemaakt. Ook het eigen kinderledikantje van de familie Swama. Op dat moment begon eigenlijk de ernst van de situatie tot de mensen door te dringen. Al die ongewone en spannende dingen hadden ook een keerzijde en die kwamen nu op de Woubruggenaren af. De evacués zijn uiteindelijk niet naar "Het Oude Raedthuys” gekomen. Er kwamen wel veel veewagens vol met koeien naar het dorp. In de polders rondom Woubrugge werden die wagens uitgeladen. De beesten loeiden moord en brand omdat hun uiers op knappen stonden. Iedereen werd opgetrommeld en je mocht gratis melk halen. Met emmers beladen gingen de mensen erheen. Maar er waren zo­veel koeien, dat er op het laatst op de grond gemolken werd. De melk liep in stromen naar de ernaast gelegen sloten die al gauw helemaal wit kleurden. "Aan die jammerlijke verspilling dacht ik nog vaak in de Oorlogsjaren, toen je bij de boeren moest smeken om één litertje melk per dag", vertelt mevrouw Swama zoveel jaar na de oorlog. Op 15 mei, de dag na de capitulatie, moest Ankie Swama weer naar school. Ze zat op de MULO in Alphen aan den Rijn. Zij herinnert zich dat ze na schooltijd de vijand gingen bekijken. "Die vreselijke monsters wilden we wel eens van dichtbij aanschouwen. Iemand zei dat er een grote groep was bij de spoorbaan, richting Koudekerk. Met de halve klas gingen we er per fiets heen en de eerste vijand die we zagen was een slapende jongen met zwart, krullend haar. Hij kon hoogstens zestien of achttien jaar oud zijn. We stonden stil en wat beteuterd te staren naar dit 'wrede beest', tot hij wakker werd en ons ook aan­staarde, waarschijnlijk net zo gedesillusioneerd als wij. Er werd geen woord gezegd, maar het vreemde uniform gaf de doorslag. Als op commando draaiden wij ons hooghartig om en dachten: "Het zijn inderdaad on­betrouwbare rotlui die Duitsers. Droppen tussen onze linies als vrouwen verklede soldaten en sturen zelfs hun kinderen naar een land dat niets heeft gedaan. En dan gooien ze ook nog de hele boel plat, zoals in Rotterdam'. "Niet die knul haatte je, maar het volk waar hij toe behoorde en waar van hij het uniform droeg. Onbegrijpelijk voor ons dat hij niet gewoon, net als wij, naar school ging in zijn eigen land! Wat wisten we toen nog van de Hitlerjugend en dergelijke, waarmee ze vanaf hun tiende werden geconfronteerd en geïndoctrineerd? Dat hoorden we pas vele jaren later!" Het leven begon te veranderen, heel geleidelijk en heel sluipend. Er kwamen verboden en geboden. Op school kreeg je reepjes papier met veranderde teksten om je geschiedenis- en aardrijkskundeboeken enz. aan te passen, tot meerdere glorie van het Duitse Rijk. Mevrouw Swama: "Sommige boeken uit de schoolbibliotheek werden verboden verklaard. Ik herinner mij dat het dikke boek "Dokter Vlimmen" van mr A. Roothaert op de verboden lijst stond, en juist dat wilde je lezen. In zakformaat, op flinterdun papier illegaal gedrukt in een geel omslag, heb ik het van iemand geleend. Na lezing begreep ik totaal niet waarom het verboden was!" De inkwartiering kwam ook in Woubrugge. In "Het Oude Raedthuys" kwamen reeds in eerste oorlogsjaar, juni 1940, mannen van de Luftwaffe vanuit Koudekerk. Het waren oudere mannen van vijfendertig tot veertig jaar. De meesten waren boeren van het Oostduitse platteland. De groep stond
Jacobsladder 1985-2 blz -15- onder aanvoering van een fabrikant uit het Roergebied, Eduard Bantzer. Het was een integer en verstandig man die, net als de anderen, ook gewoon was opgeroepen en dacht dat de bezetting weer gauw voorbij zou zijn. Er werd een telefoonlijn aangelegd van "Het Oude Raedthuys” naar een soort aarden en met hout verstevigde ronde bunker in het land tussen de begraafplaats en Ofwegen. Om de beurt hadden twee mannen daar de wacht. Zij moesten aan de telefonist in de Rechtkamer melden wanneer er vijandelijke vliegtuigen overvlogen. "Wat een paniek toen de burgemeester ons kwam vertellen dat het hotel gevorderd was. Alle kamers boven en de Rechtkamer beneden moesten ingericht worden voor de Duitsers. Er kwam extra meubilair en wij haalden zo vlug mogelijk alle mooie spullen weg. Slechts de grote lange tafel, het grote antieke kabinet en de metershoge spiegel bleven staan want, waar moest je zo vlug heen met die grote dingen? Alle voorwerpen hebben de vijf jaar inkwartiering door de meest uiteenlopende soldaten overleefd. Maar ••• , in de brede vensterbank stond een grote blauwe Chinese vaas. Deze was eens door mijn vader, toen hij nog stuurman bij de koopvaardij was, meegenomen van een reis. Niemand mocht daar ooit aankomen, dus nu lieten we hem ook staan. De soldaten kwamen met veel gekletter en lawaai. De volgende dag kwam een dikke soldaat, hij heette Karl, beleefd bij ons aan de keukendeur kloppen. Hij vroeg of wij die vaas alsjeblieft weg wilden halen, want ze waren bang dat hij anders kapot ging. Met verstarde gezichten keken we elkaar aan. ‘De vaas’ hijgde mijn vader nerveus en hij ijlde naar de Rechtkamer. Midden op de tafel, omringd door soldatenuitrustingen, stond die prachtige vaas. De onderofficier wilde hem beleefd overhandigen, maar vader schreeuwde: “Nee, afblijven, ik hem zelf wel”. Hij rende er mee naar de deur die op dat moment weer openging omdat er een niets­vermoedende aflossing van de wacht binnenkwam. De deur kwam tegen de vaas en de stukken vlogen in het rond. De Duitsers kropen op de grond om de broken bij elkaar te zoeken. Stuk en wel heeft de vaas vijf jaar in een donkere hoek van een kast gestaan. Er was ook geen goede lijm meer om hem te kunnen repareren. Na de oorlog stond hij weer, geschonden weliswaar, op de vensterbank. Goed dat hij toen in 1940 is weggehaald, anders was hij bij ongeluk met die pantservuist in augustus 1944 - die het hele raam met zijn paars antieke ruitjes er totaal uitsloeg zeker helemaal aan gruzelementen gegaan", vertelt mevrouw Swama. "Die eerste inkwartiering bleef erg lang. Ze hoorden zo langzamerhand bij de entourage van het dorp en het huis. Mijn moeder moest voor ze koken. Daarvoor kregen we extra rantsoenen, wat we weer mooi konden gebruiken voor het restaurant. Af en toe verdween er een en kwam er een ander in zijn plaats. Maar de chef en de meeste anderen bleven tot deze telefoonpost in 1941 werd opgeheven. Ze konden het toen zeker niet meer bijbenen met al die overvliegende Engelsen!" De winter van 1940 op 1941 was streng. Er waren schaatswedstrijden op de Woudwetering en de Heimanswetering. De Duitsers stonden er altijd naar te kijken en de rijders aan te moedigen. Voor hen hoefde de oorlog ook niet. Mevrouw Swama: “Ik heb ze ook nooit elkaar horen groeten met 'Heil Hitler’, noch gezien dat er een portret van de Führer was opgehangen. Een die ook van het begin tot het einde is gebleven, was ene Lorentz een man met een dikke, kale, rode kop. Met z’n kepi op leek het nog wat! Hij dronk en er waren vrouwen en meisjes in het die wel wat in hem zagen. Wat, dat weet ik tot op heden nog niet. Hij zat aan het 'Funkgerät' (telefoonapparaat) bij het raam en kreeg daar dan briefjes toegeworpen. Wanneer hij mij door de altijd openstaande deur in de hal zag lopen, vroeg hij me die briefjes voor
Jacobsladder 1985-2 blz -16- hem te vertalen. Ik was toen veertien en vond dat die vrouwen idiote dingen schreven aan zo’n lelijke vent". Er kwamen en er gingen nieuwe inkwartieringen. "De burgemeester, die later nogal verguisd werd omdat hij "langzaam" deed wat hem bevolen werd (volgens mij nog altijd beter voor de rust in het dorp en de inwoners dan dat hij wegens té grote vaderlandsliefde vervangen werd door een NSB-burgemeester) wist ons altijd te vinden via veldwachter Terhorst. Mijn vader was dan iedere keer laaiend. Had hij alles weer uitgemest en ingericht en draaide het hotel weer, of daar begon het gedonder voor de zoveelste maal. Hals over kop alles weghalen, opruimen en het gebonk op de trap begon weer. Dit werd afgewisseld met hotelgasten of ook wel alleen de Rechtkamer als ‘Schreibstube’ en de kamers met gasten, onderduikers, evacués, zwarthandelaren, Joden, alles liep door elkaar heen en bemoeide zich totaal niet met elkaar. De grote bovenzaal werd beurtelings gebruikt als Duitse bioscoopzaal en feestzaal voor soldaten die naar het front in Rusland moesten. Ze werden vol bier gegoten, zodat ze volledig van de kaart raakten. Hierdoor zouden ze de volgende dag zeker niet beseffen dat ze richting Oost vertrokken. De bovenzaal deed ook wel dienst als slaapzaal voor Werry-roeiers, jongens en meisjes, ieder aan een kant, met een drooglijn vol oude gordijnen ertussen. Helaas kwamen die gordijnen tot een halve meter boven de grond. Zo staande zag het er kuis uit, maar liggend op ma­trassen op de kale vloer was het beslist een gezellige boel. Niemand mocht meer naar het buitenland met vakantie. De eerste jaren mocht je nog wel zeilen op de Braassem. De meest uiteenlopende grootheden kwamen uit arren moede hun vakantie dan maar in Woubrugge doorbrengen. Ze sliepen op geïmproviseerde bedden in haastig in elkaar gespijkerde kamertjes van coulissen op het toneel en in de grote zaal, omdat de kamers weer eens bezet waren door de soldaten. ‘s Winters was er zo mogelijk kerk in deze zaal "Toen de organist het liet afweten in de eerste winter van de oorlog, moest ik dan maar achter het orgel. Ik had toch pianoles en dan kon je toch zeker ook wel op een orgel spelen, want dat hoefde niet zo vlug. Alle 8-tjes uittrekken en wat oefenen met de pedalen, zodat dat rhytmisch ging. Dinsdags moest de uitgenodigde predikant de nummers van de gezangen doorgeven, zodat ze van tevoren konden worden ingestudeerd. Ik moest er altijd aan denken een maat eerder te spelen dan er gezongen werd, om zo de toon aan te geven en ook nog een stukje vooraf en een stukje bij het uitgaan te spelen. Het belangrijkste was echter het stuk na de preek uit een orgelboek. Dit paste ik zelf aan bij het type dominee. Een 'donderstuk' bij ds. G. Westmijse, en een ‘lief’ stukje bij een zachtaardige dominee. Op een zondagmorgen was het zover. Een Duits schip, gerepareerd op de werf "De Dageraad", liep weer eens vast tussen de brughoofden. Normaal was dat een pretje waarvoor het hele dorp uitliep. Een prachtig gezicht, dat zenuwachtige gedoe van die Duitsers op dat schip en de Duitse wacht in het dorp. Muurvast zaten die schepen meestal, snijbranders en andere werktuigen van Van Luling moesten er aan te pas komen. Maar dit keer ging net de kerk aan en ik speelde al voor de derde keer het vijf minuten durende voorstukje. Toen stonden er nog verschillende kerkgangers aan de andere kant van de brug. Iedere neus telde voor dit protestante gezelschap, dus ik speelde maar weer het voorstukje. Langzaam, snel, met een extra triller erin, meer variaties had ik ook niet. Het angstzweet brak mij uit, en het noodlot wilde, dat ik last had van een steenpuist op een zekere plaats, die het zitten op dat harde houten orgelbankje haast onmogelijk maakte. Waarom ik niet gewoon dat stukje van de vorige keer ter variatie speelde, weet ik nu nog niet. Ik hamerde maar door, steeds hetzelfde deuntje. Ik vervloekte de brug, dat schip en die stomme Duitsers die
Jacobsladder 1985-2 blz -17- niet varen konden. En daar verdiende je nu f 2,50 per keer mee!" Vanaf 1942 waren de meeste scholen gevorderd en werd er halve dagen les gegeven in geïmproviseerde lokalen, zoals af en toe in de bovenzaal van "Het Oude Raedthuys”. In Leiden waren ruilwinkels. Kleding en vooral schoeisel werd geruild tegen levensmiddelen. "Mijn schoenen voor mijn eerste eindexamen in 1942, maat 42 (drie maten te groot!) waren geruild tegen een pakje custard. Ik kreeg er levensgrote blaren in en zakte prompt. Het jaar daarop slaagde ik cum laude, maar was achteraf te ziek van de zenuwen om deel te nemen aan het feestje met echt ijs, dat mijn vader mijn klasgenoten aanbood". In juni 1943 kwam er paardenvolk - plm. driehonderd man sterk – naar Woubrugge. Alle boeren kregen Duitse paarden met hun verzorgers in de stal. In de twee scholen sliepen de gewone soldaten; de officieren werden ingekwartierd in de grootste huizen van het dorp. Ze bleven een paar maanden en de onderlinge verstandhouding tussen de bewoners en de soldaten was op het laatst nog moeilijk vijandig te noemen. Hun chef was museumdirecteur. Een heel kunstzinnig man die zich doodongelukkig voelde in het leger. Je zag hem praktisch nooit. Bij het appèl 's middags op het erf van “Het Oude Raedthuys”, waar de hele groep moest aantreden, liet hij zich nooit zien. Hij was een groot wijnkenner. Wanneer hij weer een dure fles 'soldaat' maakte, vertelde hij zo het een en ander aan hotelier Swama. Zijn museum was vernield door de bommen. Kort voor ze naar het Russische front zouden vertrekken kreeg hij bericht dat zijn vrouw en zoon bij een bombardement omgekomen waren. "Je zag hem iedere dag meer inkrimpen. Van één van zijn soldaten die nog een keer schreef via de normale post - een zwaar vergrijp in die dagen - hoorden we van zijn droevig einde. Het was vlak voor ze de grens overgingen. We waren hier toch wel stil van. Dit was een hoogstaand mens, die ook niet anders kon. Op dienstweigeren stond de kogel, zoals ieder land in oorlog dat kent". Er waren Joodse onderduikers in het dorp, die er niet als zodanig uitzagen. Ze liepen gewoon in een overall zonder ster. Er waren ontelbare vreemde jonge knullen, allemaal opeens boerenarbeider. Ze wisselden nogal eens. Er waren wat jongens die zwart handelden. Ze vroegen woekerprijzen en niet alleen aan de Duitsers, maar ook aan hun eigen landgenoten. Op zwarte handel stond een strenge straf. Mevrouw Swama: “Van één weet ik, dat hij hierdoor in een concentratiekamp is omgekomen”. Zogenaamde echte 'moffenmeiden' waren er niet. Alleen een paar te vlotte jonge meisjes en vrouwen die wat te veel lonkten naar de soldaten. Kwaad deden ze alleen zichzelf daarmee, althans, wat hun goede naam betrof. Duitsers zelf dachten alleen maar aan de veroveringen die ze nu konden maken. Verraadsters waren er niet bij. Deze ‘vriendschappen’ waren ook alleen met soldaten die lange tijd in het dorp verbleven. Zoals ook Hollandse mannen, te werk gesteld in Duitsland, met Duitse vrouwen omgingen of met Russische dwangarbeidsters. Tegen de natuur kun je toch niet vechten. Liederlijke gedragingen zijn echter nooit voorgevallen, behalve in het café van Den Brave: "Daar hadden wij heel veel last en narigheid door, zoals nachtelijke schietpartijen door dronken soldaten. Meestal vreemden met vreemde vrouwen. Er werd daar veel drank verhandeld. Het stond zelfs slecht bekend bij de bezetting. Doorgewinterde verraders hadden we bij mijn weten niet in het dorp, hoewel je vijf jaar lang wel op je qui vive hiervoor bleef. Er werd door deze of gene wel eens daarmee gedreigd, meestal uit broodnijd. Slechts in een enkel geval werd het wel eens in daden omgezet wat echter nooit groot uitpakte. Het is zo gemakkelijk achteraf
Jacobsladder 1985-2 blz -18- te bekritiseren, maar een mens wordt gemaakt door de omstandig­heden waarin hij verkeert, en daarom: wie zonder zonden is, hij werpe eerste steen. Zich verzetten tegen de bezetter deed iedereen op zijn eigen wijze en zoals het op een bepaald moment uitkwam. Daarom krijg ik altijd wat de kriebels bij het woord 'verzetsheld'; het is zo beladen", zegt mevrouw Swama. De jongens die tussen 1940 en 1945 als vrijwilliger met het Nederlands Legioen aan het Oostfront vochten, werden voor straf na de oorlogsjaren voor drie jaar in Nieuw-Guinea te werk gesteld. Veel onderduikers en BS-ers gingen in 1945 als enthousiaste oorlogsvrijwilligers voor vier jaar via Engeland naar Nederlands-Indië. Ze hebben ieder voor zich een ideaal voor ogen gehad. Eind 1949 kwamen een paar groepen toevallig op hetzelfde troepenschip weer terug. Tijdens de gesprekken met elkaar in de ziekenboeg kwamen ze tot de conclusie, dat ze precies op hetzelfde punt waren aangeland: beiden pessimistisch gestemd wat betreft de publieke opinie in het vaderland. Mevrouw Swama: "De tijd tussen heldendom en boetekleed duurt soms maar kort. En het gezegde: "De tijd heelt alle wonden", gaat niet altijd op. Ze kunnen zelfs met de jaren meer gaan schrijnen. Maar zo is het leven: je bent niet de enige, hele volksstammen lijden eronder". De familie Swama beschikte over een zeilkano. Een opschepperig Hauptmannetje wilde hem huren om erin te peddelen. "Hij is niet te huur", zei Swama. "Dan vorder ik dat ding wel", antwoordde de Duitser. 's Middags moest hij klaar liggen. Ankie Swama herinnert zich: "Mijn zus en ik de pest in. We hebben toen een handboor gepakt en een paar kleine, onzichtbare gaatjes vlak onder het vlonder in de zijkant geboord. 's Middags kwam het officiertje met pet en al opdraven, met in zijn kielzog wat soldaten. Daar voer hij weg, fier en wel. Ver uit de kant zagen we hem plotseling rommelen in het bootje. We stonden voor het raam te kijken en te wachten. Hij begon te schreeuwen en probeerde op zijn hurken terug te peddelen. Maar zo'n kano is erg onstabiel, dus moest hij weer gaan zitten. In zijn haast kwam er niets van het peddelen terecht. Hij schreeuwde naar de kant dat de boot lek was. De gaatjes waren dus groter dan we dachten! De kano zonk steeds dieper en het peddelen ging dientengevolge steeds zwaarder. De soldaten keken naar ons en grinnikten. Wij deden heel boos dat die man niet voorzichtig was en nu onze boot kapot had gemaakt. Toen hij eindelijk half verzopen aan de kant kwam, met alleen zijn fiere pet nog en daaronder een paars gezicht, had mijn vader het niet meer van het lachen. Die dook ergens ver weg het huis in". "Toen de troep de eerste keer luid zingend in Woubrugge kwam aangemarcheerd voor het appèl en het eten in de Christelijke school, vergistten ze zich in de brug. Marcheren op die dubbele klap ging moeilijk want dan begon die te slingeren. Als dronkemannen liep de groep te wankelen en het zingen ging uit als een nachtkaars. Daarna werd er gemarcheerd en gezongen tot de brug, dan volgde het bevel: "uit de pas!" en eenmaal over de brug moesten ze de draad weer oppakken. Dat de helft dan plotseling niet meer wist waar geëindigd was en dus ook fout begon, was iedere keer weer komisch om te horen!" "Razzia's van mensen hebben we nooit gehad in het dorp", herinnert mevrouw Swama zich. "Wij vielen onder een andere Ortskommandatur dan bijvoorbeeld Alphen aan den Rijn en de Woubrugse Ortkommandant zag het nut van razzia’s niet in. Wel had er op het eind van 1944 een fietsen­razzia door de SS plaats. Gelukkig hadden we toen inkwartiering van een groep groen geklede marinejongens, die de meeste fietsen weer van de wagen plukten. Volgens hen hadden ze de fietsen zelf iedere dag
Jacobsladder 1985-2 blz -19- nodig, en was het toch niet netjes dat de SS zelfs hun eigen wapenbroeders bestal. Zo kregen de meeste dorpelingen hun eigendom weer terug". In de donkerste oorlogswinter, namelijk die van 1944 op 1945, was er één lichtpuntje: in "Het Oude Raedthuys'! had men na maanden van in­kwartieringsellende eindelijk weer een normale bezetting. Een groep van tien matrozen van zeventien à achttien jaar en hun chef, de boots­man Lange van drieëntwintig jaar. Bij gebrek aan schepen liepen ze in groene uniformen met een ankertje erop en waren tot infanterie gebombardeerd. Ze waren zo van de schoolbanken geplukt, waar ze na de oorlog ook weer naar terug gingen. Soldaten beneden de negentien jaar werden niet krijgsgevangen gemaakt na de oorlog in de Engelse bezettingszone. Hun vuurdoop was in de laatste dagen van september 1944 in Oosterbeek geweest bij de slag om de brug van Arnhem. De chef hield er een ijzeren discipline op na. De controle bij de brug over de Heimans­wetering in Woubrugge was nog maar een wassen neus en pikken uit de fietstassen van mensen die op hongertocht waren kwam ook niet meer voor. Er waren ook geen nachtelijke schietpartijen meer. Kwamen er 's nachts vreemde troepen door Woubrugge, dan konden de dorpelingen rustig doorslapen. Ankie Swama: "Mijn vader en ik hadden vreselijk veel last van onze maag en bloedende darmen. Door de suikerbieten en de tulpenbollen denk ik, die ik op school te eten kreeg. Een soldaat bracht toen iedere dag een liter melk en wat Duits brood. 5 december 1944 hebben we met onze club, vier jongens en vier meisjes, met toestemming van de chef voor Sinterklaas gespeeld. Dat was 's avonds tot ver na acht uur, in de zogenaamde Sperrtijd. We bonkten op de ramen en deuren van huizen waar veel kinderen woonden; je kende tenslotte iedereen in het dorp. 'Wat zullen die mensen geschrokken zijn', bedachten we achteraf. In die tijd betekende dat geluid meestal niet veel goeds. In de pakketten zat opgeknapt speelgoed en wat eetwaar." Kort daarna verlieten de marinejongens "Het Oude Raedthuys". Ze namen hun intrek in het gemeentehuis. Hun Oberst in Aalsmeer vermoedde spionage vanwege een ten voeten uitgetekend plaatje van de Rechtkamer, met onder andere alle munitie-onderdelen erop. "Na vier jaar ijverig rommel opvegen met mijn stoffer en blik had ik eindelijk een kleine fout gemaakt. We hadden we geen stroom meer, dus waren we ‘s avonds na donker gesloten. Jammer voor de jongens van het dorp, de onderduikers en de soldaten. Er kon niet meer gebiljart, of iets gedronken worden. Bovendien konden de laatste nieuwtjes niet meer uitgewisseld worden”, vertelt mevrouw Swama. Op eerste kerstdag had de chef toestemming gegeven, dat de kerkklok na twee of drie jaar weer even mocht luiden. Het vroor en de zon scheen; men kwam helemaal in de kerststemming. De andere dag was het nog steeds mooi vriezend weer. Het ondergelopen land bij Ofwegen was eigenlijk "Sperrgebiet". Mevrouw Swama: "We kregen toestemming van de chef om daar te schaatsen onder de belofte, dat hij onze schaatsen een keer mocht lenen. We zwierden over het ijs. De scheuren vlogen voor je uit, want zo dik was het nog niet. In een mum van tijd was het hele dorp aanwezig. De soldaten kregen van iedereen schaatsen te leen, en we lachten ons suf om hun wanhopige pogingen om op de been te blijven. In januari 1945 was ook de Heimanswetering dichtgevroren. Daar hebben we toen nog veel gereden, tot zelfs na acht uur bij volle maan. De marinejongens stopten ook niet, dus waarom wij dan wel? Tegen de tijd dat de patrouille uit Aalsmeer de wacht kwam kontroleren werden we snel naar huis gestuurd. Maar toen het steeds kouder werd, reden we
Jacobsladder 1985-2 blz -20- niet meer. Je kreeg er teveel honger van en die was niet meer te stillen. Op een zondag in januari hebben we nog een sneeuwbalgevecht met alle jongelui uit het dorp gehouden. We hebben als gekken geschreeuwd, gegild en gelachen. De vijand deed even hard mee. De oorlog was een moment vergeten". Eind januari werd de groep omgeruild met een stel uit Oude Wetering. Reden: ze werden te eigen met de plaatselijke bevolking. "Fraternisierung" heette dat en was streng verboden. De hoge heren in Aalsmeer waren bang dat, wanneer het nog eens op schieten aan zou komen, zij de kogels uit hun geweren zouden halen. "We hadden drie maanden lang weer tamelijk normaal kunnen slapen en leven en waren in ieder geval weer bestand tegen alle ellende die daarna nog over ons kwam. En eerlijk is eerlijk: een van die groep heeft mijn vader na de oorlog per brief zijn excuses aangeboden voor alle narigheid die zijn volk ons, Hollanders, had aangedaan". Op 10 juni 1944 noteerde zij in haar dagboek: “....Herman Göring Pantzer-troepen vannacht gekomen .. .. .. We zitten op een kruitvat ... ... . Overal controle en we breken onze nek over de Deckungslocher... " 22 juni: "Vliegtuig brandend neergestort bij de tankgracht. Twijfel Duits of Engels toestel ••• Met Chris de tankgracht overgezwommen en stil de glibberige steile kant opgekropen, zonder dat de wacht ons zag ••• De motoren zijn in de krater blijven liggen en delen van de twee Engelse piloten zijn in de tuin van Verbeek begraven". 5 september: "De allerlaatste Duitsers, zo dronken als een lor, in een bus die het vertikte en toen opgeduwd werd door de dorpelingen en getrokken door een aftandse auto, richting Alphen vertrokken ••• De uitgegraven radio’s staan overal bij open ramen keihard te loeien. . . . Vannacht gaat de brug de lucht in, zegt men. De boot van Windhorst, die vannacht door de brug voer, vanuit de lucht beschoten. Jammer, niet geraakt of juist gelukkig, want nu staat alles er nog.. .. " 15 oktober: " .. .. Voor de zoveelste keer dranklevering door de Technische Noodhulp bij Den Brave. Groot feest vannacht. Ze schieten op alles wat beweegt.. .. Die vreemde meiden gillen, ook stomdronken natuurlijk .. .. De Rottenführer (Gefreiter bij de SS I soldaat lste klasse) uit Alphen zette vader in badjas voor de grote spiegel en wilde hem aan zijn mes rijgen .. ..Ze rennen nu als gekken door de gangen en rukken aan de gesloten deuren. "Aufstehen, Frühsport", gilt die idioot .. ... Wij zitten bij het open raam om er zo geruisloos mogelijk uit te springen (onze slaapkamers waren op de begane grond aan de zuid-oostzijde). Al de derde groep die gek van die drank wordt. De Feldwebel nam de schade de volgende morgen op. Slechts een ingetrapte deur en drie versplinterde stoelen. Bij Den Brave is dit keer alles kort en klein geslagen .. .. Ze zijn weg, plotseling; zeker in het SS-strafbataljon naar Rusland, zoals een vorig stel. Het hele dorp werd door die lui geterroriseerd".
Jacobsladder 1985-2 blz -21- Diezelfde maand is de hele groep gesneuveld ergens in het zuiden, ook de doodsbange Pool en de Duitse schooljongen (van ongeveer zeventien jaar) die wilden deserteren. 4 januari 1945: "Alle mannen van zestien tot en met veertig jaar moeten zich melden. Anders volgt verbeurdverklaring van hun bezittingen en gevangenisstraf. De bevolkingsregisters hebben de Duitsers al ingepikt. Tien man hebben zich gemeld, de rest duikt onder". 29 januari: "Ruilhandeltje: een halve mud tarwe en een zak suikerbieten voor vijftig sigaren. Deze week maar 500 gram brood. Geen kaas ­en vleesbonnen toegewezen. Dus dat wordt weer dik worden van de vervangingsmiddelen en suikerbieten .. .. De Ortskommandant in Gouda wil geen razzia’s in zijn gebied. Boffen wij even. Daartoe hoort wel Woubrugge, helaas niet Hoogmade. Dat is Leids gebied en daar ben je je leven niet zeker". 9 februari: " .. .. ga nog ieder dag naar school in Leiden op mijn fiets, met of zonder lekke band en loop dan kilometers. Voor de fiets­razzia heb ik een foefje en dat werkt nog steeds". 23 februari " .. .. de krantjes met nieuws droppen we nu op bepaalde punten. De mensen moeten ze dan zelf bij donker doorgeven .. ..". 17 maart: " .. .. de 13de is ook ons eerste clublid Kareltje (van Seventer) doodgeschoten. Verder zeg ik niks .. ... ". 21 april: " ... .. Vijf grote schepen in het dorp met "Voedselvoorziening" erop, maar 226 man SS onder de luiken. Waar blijven de jagertjes ..? 28 april: " .. .. in Oude Wetering voor de tweede maal de brug opgeblazen. Eerste voedseldroppings op Valkenburg, een groot pakket valt uiteen in honderdveertig kleine pakketten .. ... ". 4 me1: " .. .. iedereen heeft darmcatharre, zelfs de boeren. Door de plotselinge overdaad, denk ik. In februari nog 260 calorieën en nu met het Zweedse brood 750 calorieën per dag .. .. ". 5 mei: "Gisteravond alvast optocht gehouden met vlaggen en fakkels. En maar zingen .. .. 7.45 uur: de mensen lopen al buiten in oranje; 8 uur: capitulatie, maar nog geen vrede. De vlaggen moeten weer naar binnen van de BS en de Duitsers; de Tommies moeten eerst komen om de Duitsers te ontwapenen. De bruggewacht mag alle nieuwsblaadjes lezen. Dan horen ze ook wat, want ze hebben geen verbinding meer". 6 mei: .. .. De kerkklok luidt deze dag voor de tweede maal. De wacht staat nu voor de pastorie .. .. In de omtrek relletjes tussen de BS en de SS .. .."
Jacobsladder 1985-2 blz -22- 7 mei: .. .. de luchtmachtsoldaten hebben de munitie vanonder de brug weggehaald en op een schip geladen. Ze hielden toen hun galgenmaal van (Zweeds?) witbrood, boter, eieren en koffie. De afgeschoten lichtkogels branden op straat. Het halve dorp stond er omheen. Toen gingen ze weer weg, uitgeleide gedaan door de met vlaggetjes zwaaiende kinderen .. .. Tot een uur 's nachts weer optocht .. .. 8 mei: " .. .. de BS in werking .. .. Chris en Lini heel stoer in blauwe overalls. Zeven meisjes kaal geschoren, de commandant van de BS en de gereformeerde predikant ds. K. Dronkert maakten er een einde aan. Ik geloof dat ze zo ongeveer iedere vrouw op hun lijstje hadden staan. Zal ik eens een lijst maken van zwarthandelaars die de Rechtkamer in- en uitliepen om met de Duitsers te handelen... ? Eenentwintig NSB-ers en Duitsgezinden opgehaald. De Duitsers zijn eindelijk vertrokken. De onderofficier wilde niet weg. De dominee heef de man met een snoepje en een liedje zingend in de auto meegekregen .. .." ‘Tommies in een auto’ gilde op­eens iemand. Iedereen rende naar buiten. Maar toen de open auto uit de polder het dorp inreed, bleken het vier hoge Duitse officieren zonder pet, die stomverbaasd naar ons gezwaai zaten te kijken. De NSB-ers en de kaalgeknipte meisjes moeten het uitgewoonde gemeentehuis schoonmaken; daar komt de BS in ..... " Op 9 mei was het prachtig weer. ‘s Avonds werd er in Woubrugge een geïmproviseerde gondelvaart gehouden. Ankie Swama had met haar vriendenclub een zeilboot prachtig opgetuigd met lampions en vetpotjes. Ze zat voorop gedrapeerd in een grote vlag. ’s Middags verdwaalden er twee Engelse officieren in Woubrugge. Ze kregen van hotelier Swama een borrel en kaas en bloemen van de BS. Na precies vijf jaar voelde Woubrugge zich weer echt vrij ... Zie daar wat korte impressies van Woubrugge tijdens de Tweede Wereldoorlog en wat persoonlijke herinneringen van mevrouw Ankie Swama. We realiseren ons, dat het lang geen echt beeld geeft van deze zenuwslopende en angstige periode uit onze plaatselijke geschiedenis. We hebben u echter iets willen vertellen en zij die deze tijd niet hebben meegemaakt een klein beetje de indruk willen geven hoe het er in die dagen in onze gemeente aan toe ging. Het is inmiddels drie jaar geleden dat mevrouw Swama ondergetekende aanbood wat gegevens over de oorlog mee te delen. Zij zelf zegt nu: "Anders hadden mijn dagboeken nog steeds onaangeroerd onder in een kist gelegen." In de aanhef van dit artikel wordt de heer M. Ludwig uit Munster genoemd. Hij heef geholpen bij foutieve interpretaties uit die tijd. Hij was ook de soldaat die D.P Swama indertijd zijn excuses maakte. Mevrouw Swama schreef mij: "Achteraf bezien vond ik het toch erg moeilijk. Zelfs na veertig jaar mag je eigenlijk nog niet die tijd objectief beschrijven. Toendertijd was een verkeerd woord al genoeg om je aan het kruis te nagelen, laat staan een verkeerde daad en dat gold aan beide zijden. Iets positiefs over de Duitsers is voor onze generatie nog een taboe. Het moet zwart en negatief zijn, en je moet nog steeds de Duitsers haten van jong tot oud, dan is het goed. Ik word er zo moedeloos van. Toen ik de eerste keer dit verslag las vond ik het zo verademend en dacht: "Fijn, nu kunnen we weer normaal doen. Maar wanneer je dan in de krant leest over die controverse tussen Reagan en de Joden en je bekijkt en beluistert al die herdenkingsfilms op de tv,
Jacobsladder 1985-2 blz -23- dan merk je dat er niets veranderd is. Sterft dat met mijn generatie uit, of gaat het steeds zo door? Mijn kinderen stellen er weliswaar totaal geen belang in en zeggen dat ze doodziek van deze herdenkingsmaanden worden. Nou ja, ik trouwens ook. Ik hoop werkelijk dat ik niets doms gedaan heb door mijn persoonlijke herinneringen aan de openbaarheid prijs te geven. Op een bepaalde de leeftijd ben je hypergevoelig voor deze dingen. Negatieve kritiek kun je moeilijk verstouwen. Vandaar ook misschien, dat er door mijn leeftijdgenoten zo terughoudend over die tijd van weleer gesproken wordt. Ikzelf kijk liever vooruit en niet achterom naar wat geweest is. Er zal steeds oorlog en tweespalt tussen landen en volkeren blijven. Om het verre verleden te blijven koesteren vind ik niet juist voor de nieuwe generatie. Zij moeten zorgen dat ze beter met elkaar leven en dat gaat moeilijk wanneer de negatieve dingen van het verleden er steeds bijgehaald worden." VAN DER WERELD

Stützpunkt

Woubrugge was tijdens de Tweede Wereldoorlog een "Stützpunkt". Er zijn enkele namen bewaard gebleven van Duitsers die hier omstreeks augustus 1944 in "Het Oude Raedthuys" waren inge­kwartierd. Het ging om een twintigtal man. Het waren: Stützpunkt-Kommandant: Maschinist Tiedeman. Gefechtsvorposten: Bootsmaat Innig Matroos Derichs " Stratenschulte " Langenhof " Kolmes " Striet " Hilligardt Panzersperre: Bootsmaat Baumgarten Matroos Menke " Coenen " Greshake " Humpert " Hüsken " Gradke Melder: " Dullassek " Jax Luftraumbeobachter: " Lohman
Jacobsladder 1985-2 blz -24-

Een Duitser vertelt

In deze aflevering van "De Jacobsladder" vertellen verschillende mensen, Hollanders, iets over de bewogen jaren 1940-1945. Er was echter ook nog een andere kant, namelijk die van de bezetters. De redactie is in de gelegenheid geweest om ook een gesprek te voeren met iemand van de "andere kant", namelijk met M. Ludwig te Münster. Hij maakte des­tijds deel uit van een groep jonge marinemensen die enige tijd in Woubrugge was gelegerd. Ludwig, tegenwoordig ingenieur, vertelt: “Ik ben midden oktober 1944 naar Woubrugge gekomen. Wij vormden een groep van tien jongelui, waarvan de gemiddelde leeftijd in die tijd ongeveer achttien jaar was. We kwamen van Oosterbeek, van de slag om Arnhem. Onze opgave in Woubrugge was, om de brug over de Heimanswetering te bewaken. Verder moesten we passanten naar hun papieren vragen. We logeerden in die tijd in "Het Oude Raedthuys", tot begin december. Daarna werden we ondergebracht in het gemeentehuis. Het contact met de Woubruggenaren was goed te noemen, al waren we aanvankelijk niet direct met ze bevriend. Later heb ik wel horen zeggen, dat we de beste en prettigste groep waren die ooit in Woubrugge geweest was. De winter van 1944 op 1945 was een heel strenge. "Het kwam wel voor dat we van de twee uur wacht op de brug, meer dan een uur bij de brugwachter in zijn huisje zaten", vertelt Ludwig. "De mensen die in Woubrugge de brug passeerden - in den regel vrouwen of mensen van jongere leeftijd - kwamen op fietsen zonder banden, zodat je ze al van een of twee kilometer afstand kon horen aankomen". Als je controleerde, wat hadden die mensen dan bij zich? "Nou, een pakje boter of wat kaas, een paar aardappelen. Ik kan me niet herinneren dat een van onze mensen ooit van de Woubruggenaren iets heeft afgenomen. Ik persoonlijk in ieder geval niet". Een bijzondere situatie was nog de schaatstoer op het ondergelopen land. Ludwig: "We leenden schaatsen van de mensen. Ik geloof, dat ik de schaatsen van vader Swama heb gehad. Van Schijf en Westmaas en anderen kregen we ook schaatsen. We hebben een heerlijke schaatstocht gehad 's avonds op de wetering en de volgende dag sneeuwbal-gevechten. Het hele dorp deed mee: jongens, meisjes en wij met zijn tienen. We waren jonge honden, daar kon je niet ernstig mee blijven". Het kwam wel voor dat de Duitsers een overschot van hun voedsel aan de plaatselijke bevolking gaf. De angst voor de Duitsers was goeddeels weg bovendien was deze groep mariniers niet lastig. "Ik geloof dat er een goede verstandhouding was met de mensen. Op een keer kwam de SS om fietsen te halen. Maar dat hebben we verhinderd. We zeiden tegen de SS: "Dat kan niet, dat zijn onze fietsen, die moeten wij hebben. Geef maar terug". De zin van de oorlog was niet tot ons doorgedrongen. Wij vonden het zo langzamerhand ook een beetje belachelijk worden allemaal. Er werd mij eens gevraagd, of ik werkelijk geloofde dat Duitsland de oorlog zou winnen. Dat beantwoordde ik met: "Ja, want we hebben nog ons geheime wapen". Maar diep in mijn hart geloofde ik allang niet meer in een Duitse zege. Later werd mij gevraagd waarom ik dat zei. Ik antwoordde "Ik moest toch ergens in geloven, anders was ik helemaal verloren". Het is hoofdzakelijk denk ik zo: "als je niets anders hoort dan wat je horen moet, ja, dan wordt je daar door gevormd". Wij werden jarenlang op school geïndoctrineerd. Dat was het systeem, zoals dat vandaag de dag in Oost-Duitsland nog het geval is. En net als in Iran, die dictatuur. Bij Hollanders was dat precies andersom, want die dachten: "dit blijft nooit eeuwig". En daarmee konden zij het volhouden", besluit M Ludwig zijn verhaal. Na enige maanden dienst te hebben gedaan vertrok hij met zijn groep naar Middelharnis, waar ze ook bewakingswerk moesten doen. HANS VAN DER WERELD
Jacobsladder 1985-2 blz -25-

J.Hopman

INTERVIEW MET DE HEER J. HOPMAN De heer J. Hopman was tijdens de Tweede Wereldoorlog commandant van de B.S. (Binnenlandse Strijdkrachten) in Hoogmade en Woubrugge. In 1936 kwam de heer Hopman naar Woubrugge, nadat hij bij de douane aan de Nederlands-Duitse grens werkzaam was geweest. Hij werd hier aangesteld als commies van de belastingen en bouwde in die functie veel ‘goodwill’ op onder de bevolking. Dit zou hem in de oorlog goed van pas komen. In 1982 kreeg hij het "Verzetsherdenkingskruis" uitgereikt wat, zoals hijzelf zegt, "voor de helft zijn vrouw toebehoort". Hoe bent u in het verzetswerk terecht gekomen? “Het begon eigenlijk al in 1940. De toenmalige burgemeester vroeg me om een Duitse "welgezindheidsverklaring" te ondertekenen. Dit weigerde ik. Door mijn weigering werd ik op staande voet ontslagen uit mijn vrijwillige functie bij de luchtbeschermingsdienst. Aangezien ik 's nachts meestal dienst deed en daar nu verder van was vrijgesteld, bedankte ik de burgemeester vriendelijk en verklaarde: “Nu kan ik tenminste weer fijn bij mijn vrouw slapen”. In 1943 vroeg iemand mij of ik wilde meehelpen met het onderbrengen van onderduikers. Er bestond een soort "ruil" van onderduikers tussen de plaatsen Kampen, Alphen aan den Rijn en Woubrugge. Zo rolde je in het verzetswerk. Ik ging ook de verspreiding van illegale blaadjes verzorgen. Ze werden uit Leiden bij mij bezorgd door een meisje dat er opzettelijk erg slordig uitzag. Ik verdeelde het stapeltje blaadjes en zo kwamen ze via-via bij de mensen. Men wist op het dorp niet dat ik daaraan werkte. Op een gegeven moment kreeg ik van een buurjongen zo'n blaadje, 'hij deed zijn vinger op de mond!’ Sinds januari 1945 kwamen die blaadjes niet meer via Leiden, maar uit Alphen aan den Rijn. Waar precies vandaan, weet ik niet. Je kon maar beter zo min mogelijk weten. Er werd ook niet gevraagd naar het hoe en waarom. Met mijn vrouw had ik de afspraak dat ik haar niets zou vertellen want, "wat je niet weet, kun je niet verraden". Bij de nieuwe burgemeester zat op een bepaald moment een onderduikster, dit wist ik, maar hij wist niet dat de distributiebonnen via mij geleverd werden!” Als er iemand in het dorp moest onderduiken zorgde ik ervoor dat zijn of haar persoonskaart uit het bevolkingsregister verdween. Op het gemeentehuis zaten mensen die we die we konden vertrouwen. In september werd mij gevraagd een verzetsgroep op te richten. Via-via kregen we veertig man bij elkaar. Maar dat je ook fouten kunt maken blijkt uit het feit dat we er ook een 'zwarthande­laar' tussen hadden zitten. De BS begon in september 1944, daarvoor bleef het bij blaadjes rond brengen, onderduikers plaatsen en bonkaarten bemachtigen. Over die bonkaarten is nog een verhaal te vertellen! Ik was op een gegeven moment in het bezit van ongeveer dertien stamkaarten. Met deze stamkaarten op het distributiekantoor aangekomen vroeg de ambtenaar: "Heb je zo’n groot gezin?", waarop ik antwoordde: “Ja, vandaag wel!” Dat er ook sabotage werd gepleegd moge uit het volgende blijken. De brug was 'ondermijnd', maar de brugwachter en zijn helpers schrobden regelmatig de brug zodat de springladingen onklaar raakten. De Duitsers deden hun springstoffen dan ook later in waterdichte bussen". Hoe was de situatie in Hoogmade? "Daar waren voorzover mij bekend, enkele onderduikers. Op mijn verzoek aan de pastoor of hij hulp wilde verlenen aan onderduikers, antwoordde hij, "Nee, want als ik wordt opgepakt, dan zit mijn kudde zonder herder". "Nu", zei ik, "er zijn wel meerdere herders!". Maar zelfs moreel meewerken via de preek zou problemen opleveren.
Jacobsladder 1985-2 blz -26- Gelukkig waren er wel een paar mensen die meewerkten, zoals bij de vorming van de B.S. Er was bijvoorbeeld bij de Doesbrug een boer die zijn melk voor de prijs van een kwartje per liter bleef verkopen. Na de oorlog kreeg hij problemen met de belasting en toen heb ik hem kunnen helpen." Wat was nu de organisatie en de taak van de B.S.? "De mensen die bij de B.S. betrokken waren, wisten alleen wie de sectie- of groepscommandant was. Twee van deze groepscommandanten waren voormalige marechaussees die ondergedoken waren. Ze hadden een groep mensen laten vluchten terwijl ze opdracht hadden deze van Rotterdam naar Utrecht te brengen. Ik heb nog voor valse papieren gezorgd in samenwerking met iemand van de secretarie, die voor het inktkussen zorgde. Er waren maar een paar mensen die wisten dat ik de commandant was. De B.S. was een para-militaire organisatie die ook met e wapens, o.a. de stengun moest leren omgaan. Ik hen ook niet militair geschoold, maar wist toch iets van wapens. Gelukkig hebben we nooit hoeven vechten. Via Engeland kregen we hier een onderofficier die ons leerde omgaan met wapens. We oefenden het in- en uitelkaar halen in een stal aan het Weteringpad. Later toen de koeien op stal stonden gingen we naar een ondergedoken vrachtschip aan de Wijde Aa, daar konden we ook schieten”. Wat gebeurde er na de bevrijding? "We hadden een lijst van mensen die gearresteerd moesten worden wegens N.S.B.-schap of op andere wijze heulden met de vijand. Uit hoofde van mijn functie was ik commandant van het arrestatieteam. Toch gebeurden er dingen die niet goed waren en waar ik een stokje voor moest steken, bijvoorbeeld het kaalscheren van vrouwen en/of meisjes. De gearresteerden werden ondergebracht in beide scholen, vrouwen en mannen gescheiden. De meeste gearresteerden (plm. 40) kregen hun eten van huis, maar ik moest wel zorgen voor het eten van mijn mannen. Dat werd gekocht bij boeren en bereid in "Het Oude Raedthuys". De gearresteerden, dat wil zeggen de vrijgezelle mannen, moesten werken onder andere hout zagen voor het hotel. Later zijn de papieren in orde gemaakt, en werd men na een maand overgebracht naar Alphen aan den Rijn. Vlak na de bevrijding is er nog een fikse ruzie geweest tussen mij en de burgemeester want, op 5 mei om ongeveer acht uur ’s ochtends wilde hij de vlag uitsteken en een speech houden. Op dat moment maakte ik mijn functie bekend, en verbood de burgemeester dat te doen. We hadden namelijk orders de Duitsers niet te provoceren. De burgemeester was ontzettend boos, en vroeg of ik soms op zijn stoel wilde zitten. Ds. Dronkert heeft toen de zaak gekalmeerd. Woest was hij! Hij is later nog naar het Militair Gezag geweest om mijn verhaal te controleren" Tot zover een indruk van het interview met de heer Hopman die, zoals hij ook in het gesprek aangeeft, getracht heeft alles zo goed mogelijk te doen, maar best wil erkennen dat er de onvermijdelijke fouten zijn gemaakt. HERMAN BOSMAN WIM KORTELING
Jacobsladder 1985-2 blz -27-

Molenfundering

VERBETERING KADE EN BEHOUD MOLENFUNDERING Het fundament van de in 1914 gesloopte bovenmolen van de Oudendijkse polder blijft gespaard! Tegelijk met de oplevering van het fietspad, eind 1986, zal ook de oude molenvoet een nieuw historisch monument zijn. Begin dit jaar werd het bestuur van de historische vereniging benaderd door de heer G. Ottevanger uit Zevenhuizen met de vraag of onze ver­eniging het voortouw wilde nemen in een actie tot behoud van het enige dat nog herinnert aan de eens zo fraaie achtkante windmolens op dit punt in onze gemeente. Het probleem was, dat de werkzaamheden ter plaatse reeds in volle gang waren en hoe moet je dan als historische vereniging van Woubrugge dit miljoenenplan stilleggen c.q. wijzigen om het molenrestant een kans van behoud te geven? De heer Ottevanger, werkzaam bij het bureau Molens en Monumenten van de Provinciale Griffie, schreef voor ons blad een artikel waarin hij een lans breekt voor dit stukje molenhistorie. We plaatsen het bijgaand. De polder Oudendijk grenst in het noorden aan de Wijde Aa en in het oosten aan de Heimanswetering. De waterkering welke het achterliggend gebied moet beschermen is al jaren een zorgenkind. De reconstructie is in 1984 begonnen en zal in 1985 worden voortgezet. Het fietspad wordt geheel vernieuwd. Nabij de jachthaven blijkt het fietspad op een bult te liggen. Nader onderzoek leert dat het gaat om de fundering van een molen. In het kader van de verbeteringsplannen bestaat het voornemen om in 1986 deze bult te slechten en daarmee definitief af te rekenen met dit rudiment. Wethouder dr J.N. Haasbroek van de gemeente Woubrugge stelde in maart 1985 de vraag aan gedeputeerde Borgman of het mogelijk is de fundamen­ten te sparen. In deze notitie zal getracht worden de zin en de moge­lijkheden hiervan te belichten. De molens van de polder Oudendijk De molenfundering ligt voor ongeveer eenderde onder het fietspad. Na­der onderzoek leert dat het gaat om een achtkante fundering van flink formaat. Dat klopt omdat de polder werd bemalen door twee achtkante windmolens met een vlucht (spanwijdte van de wieken) van 27,60 meter. Het waren fraaie Zuid-Hollandse molens die het polderwater in twee etappes opmaalden tot aan het peil van Rijnlands boezem. Dit gebeurde met vijzels met een diameter van 1,60 meter. Een technische bijzonder­heid was dat de vijzels aan het ondereinde over een lengte van twee meter een diameter hadden van 1,70 meter. Deze verbreding werd toege­past om de molens met een zo hoog mogelijk rendement te laten functio­neren. De stichting van de polder Oudendijk dateert van 1626. Op 6 maart 1727 verleenden Hoogheemraden van Rijnland aan: "Schout ende poldermeeste­ren van den Ouwendijkse Polder binnen Esselickerwoude, als ten versogt ende gecommitteerd van de ingelanden van de Oudendijkse ende Boe pol­ders, beijde binnen Esselickerwoude gelegen" vergunning tot het inste­ken, slagturven, bedijken en droogmaken van beide polders. In 1765/ 1766 was de droogmaking gereed. Aangenomen mag dus worden dat de molens omstreeks 1765 zijn gebouwd. De vorm van de molens bevestigt deze conclusie. In 1914 is de polder overgegaan op een mechanisch gemaal en werden beide molens gesloopt. De ondermolen is inclusief de fundamenten ge-
Jacobsladder 1985-2 blz -28- sloopt en de bovenmolen tot aan het toenmalige maaiveld. Mogelijk heeft men deze fundering niet geslecht omdat de molen in de dijk en daarmee dus ook in de waterkering staat. Slopen zou dus juist in­houden dat er een zwakke plaats in de waterkering zou ontstaan. Historische waardering ---------------------- Hoe het ook zij, de fundering ligt nog en is, uit historisch oogpunt gezien, van grote waarde. Woubrugge was ooit rijk aan achtkante molens. Behalve de twee molens van de Oudendijkse polder stond de Vrouwgeestmolen in deze gemeente. Een grenswijziging heeft daar een eind aan gemaakt en nu staat de molen op het territoir van Alphen aan den Rijn. De Vierambachtspolder heeft op Woubrugs grondgebied in totaal twaalf achtkante molens gehad waarvan echter geen zichtbare restanten meer over zijn. Hieruit blijkt dat de fundering van de bovenmolen van de Oudendijkse polder in elk geval van plaatselijk belang is. Getrapte bemaling door middel van twee vijzelmolens heeft niet op ruime schaal plaats gevonden. Bekend is dat een vergelijkbare situatie heeft bestaan in Zoeterwoude (Gelderswoudsche Droogmakerij). Een gecombineerde bemaling vond plaats in de Honderd Morgen te Moerkapelle. De vijzelgang bestond hier uit een achtkante ondermolen en de boven­molen was een wip. In Zuid-Holland zijn mogelijk nog enkele vijzelgangen twee hoog geweest doch ten aanzien van de scheprad-molengangen is dit aantal laag. Het restant van de bovenmolen van de Oudendijkse polder blijkt dus te herinneren aan een unieke bemalingssituatie. Al met al reden genoeg om uit historisch oogpunt het molenrestant voor de toekomst veilig te stellen. Bestemming ---------- Het lijkt zinvol om na te gaan of een gepaste bestemming aan een dergelijk object is te geven. Mogelijkheden blijken zeker aanwezig te zijn. Gezien de ligging in de nabijheid van het haventje, de camping en het fietspad ligt het voor de hand dat een bestemming daarbij aansluit. De molenvoet zou bijvoorbeeld tot een meter boven het maaiveld opgemetseld kunnen worden. Dan ontstaat een duidelijk herkenbaar te maken landschappelijk element. Daarnaast zou het aanbeveling verdienen om een ontmoetingsmogelijkheid te creëren door er een bestrate vloer in te leggen en er eenvoudige banken en tafeltjes te plaatsen. Een informatiebord zou aan het publiek de nodige voorlichting kunnen ver­schaffen. Afgezien van financiële consequenties is ook nog te overwegen een eenvoudige overkapping aan te brengen. Op die wijze kan beschutting worden verkregen voor passanten die overvallen worden door bijvoorbeeld een regenbui. Het behoud ---------- Om de molenfundering te behouden is het noodzakelijk dat het fietspad enkele meters wordt omgelegd. Enerzijds zal geld worden uitgespaard om de fundering te slechten, wat anderzijds nodig is om de verharding om te leggen. Gebleken is dat de gronden, welke direct buiten het fietspad liggen, in eigendom van het water "De Oude Veenen" zijn. In onderling overleg zou derhalve een oplossing gevonden moeten worden om het molenrestant te sparen en als 'streekeigen' element herkenbaar te maken. Primair dient nu het tracé van het fietspad te worden omgelegd. De wijze waarop en de inrichting van het molenrestant zijn voor later zorg. Daarbij kan gedacht worden aan het inschakelen van een
Jacobsladder 1985-2 blz -29- M.T.S.- bouwkundeklas om het werk te verrichten. In de provincie zijn reeds voorbeelden van een dergelijke aanpak aanwezig. G. OTTEVANGER Recentelijk werd duidelijk dat dit mooie plan enige kans van slagen heeft. Wij vroegen het waterschap "De Oude Veenen" om een reactie. J.B. Uit den Boogaard, dijkgraaf: "Het verzoek om de fundering van de oude molenvoet van de voormalige polder der Oudendijk te sparen is door het college van burgemeester en wethouders van Woubrugge niet alleen aan de Gedeputeerde gedaan, maar ook aan ons waterschap als opdrachtgever van de kadeverbetering aldaar. Bovengenoemd verzoek is bij ons college positief ontvangen, en dientengevolge zijn er dan ook inmiddels stappen ondernomen om aan dat verzoek uitvoering te geven door het tracé van het fietspad enkele meters om te leggen. De uiteindelijke invulling van de bestemming van de fundamenten zal in nader overleg tussen gemeente Woubrugge, de provincie Zuid-Holland en het waterschap "De Oude Veenen" plaatsvinden. Bij ons college is de intentie aanwezig om te trachten op het tijdstip dat het fietspad weer officieel zal worden opengesteld ook de werkzaamheden die moeten leiden tot een definitieve bestemming van de oude molenvoet voltooid te hebben."

Economische rechter

DE ECONOMISCHE RECHTER STRAFT Van Nieuwe Wetering naar Warmond waren varkens vervoerd, die daarna werden geslacht. Daarbij zou K.J. Strookman uit Woubrugge, thans gedetineerd, betrokken zijn" De varkens waren bovendien gestolen. Maar verdachte, die thans terecht stond, verklaarde daarvan niets te weten, alleen had hij het slachten met een lantaarn bijgelicht! Doch de officier wees erop dat verdachte enkele dagen tevoren op de boerderij was geweest waar de varkens werden gestolen en verdachte ook bij het opladen der varkens tegenwoordig is geweest. De eisch luidde: een jaar gevangenis­straf. De verdediger vond geen bewijs voor den diefstal en het slachten door de verdachte; de rechter veroordeelde tot zes maanden gevangenisstraf met aftrek van preventief. De officier deelde mee hooger beroep te zullen aanteekenen. Bron: Leids Dagblad, 4 augustus 1943
Jacobsladder 1985-2 blz -30-

Boekbespreking

Hazerswoude Oorlog

HAZERSWOUDE TIJDENS DE TWEEDE WERELDOORLOG, door: C. Kroon, 52 blz., gest. Prijs: f 7,50. Allerwege verschijnen er momenteel publicaties met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog; het aantal - over het gehele land verspreid - loopt vermoedelijk in de honderden! Naast algemene werken zijn daar ook veel plaatselijke beschrijvingen onder. Een voorbeeld daarvan is "Hazerswoude tijdens de Tweede Wereldoorlog" van ons lid Cees Kroon uit Hazerswoude. Op formaat A4 stelde hij een goed overzicht van deze gemeente in de periode 1940-1945 samen. Tal van zaken passeren de revue: wapentransporten en -berging, het bombardement van Hazerswoude en Koudekerk, de spraakmakende affaire-Schokking, het vernietigen van Duitse verdedigingswerken, onderduikers etc. Het boekje (uitgegeven in beperkte oplage) is voorzien van een aantal treffende foto's en gevat in een blauw-oranje omslag. Kroons werk is een goed voorbeeld van plaatselijke geschiedschrijving. HvdW

Alphen langs den Rijn

ALPHEN LANGS DEN RIJN, door: Kaj Elhorst, 78 blz., offsetdruk. Prijs: f 12,50. Een leuk initiatief komt uit Alphen aan den Rijn. Bestemd voor de Alphense schooljeugd schreef Kaj Elhorst een alleraardigst boek over de rijke historie van Alphen, met de Rijn als bindend element. Allerlei facetten uit de Alphense geschiedenis komen aan de orde, te beginnen met de Romeinen en eindigend met de bouw van het winkelcentrum De Aarhof. Hoewel bestemd voor gebruik op de scholen (bij het boek behoort een handleiding voor de leerkrachten), zullen ook oudere Alphenaren en anderen het boek met plezier lezen. De uitgave werd mogelijk gemaakt door de Alphense Schrijfkamer (ASKA), die dit jaar zestig jaar bestaat; als jubileumgift bood dit Alphense bedrijf aan het boek gratis te drukken. De Kulturele Raad van Alphen aan den Rijn nam de uitgave op zich. HvdW

Gouwelijn

GOUD VOOR DE GOUWELIJN, door: R. Hamoen e.a., 158 blz. Prijs: f 32,50. Uitg. Repro Holland, Alphen aan den Rijn. Naar aanleiding van het vijftigjarig bestaan van de spoorlijn Alphen aan den Rijn - Gouda, stelde Rijn-en-Gouwe-journalist R. Hamoen dit degelijke boekwerk samen. De geschiedenis van dit "kinderwagenlijntje”, zoals dit traject bij de NS genoemd wordt, is er een van vallen en opstaan. Na vele pogingen, die al in de negentiende eeuw begonnen, kon eindelijk in het najaar van 1934 de eerste rit per rail van Gouda naar Alphen aan den Rijn ondernomen worden. Over alle aspecten die er bij de aanleg van een dergelijke lijn aan de orde komen, zoals het rollend materieel e.d. doet R. Hamoen een (aantrekkelijk) boekje open. Het uitstekend gedocumenteerde en geïllustreerde boek zal zijn weg in dit gebied wel weten te vinden. Het is extra interessant voor de forensen die dagelijks van de lijn gebruik maken. Spoorwegenthousiasten zullen het zeker willen hebben. HvdW
Jacobsladder 1985-2 blz -31-

Fietsroute

PLAN OPENLUCHTMUSEUM MET SLUIZEN, MOLENS EN GEMALEN Samenwerkende waterschappen, het Hoogheemraadschap van Rijnland, de Rijnlandse Molenstichting en de gemeente Alphen aan den Rijn hebben een prachtig initiatief genomen: de instelling van een "maaldag". Langs zeventien sluizen, molens en gemalen in Alphen aan den Rijn en directe omgeving zijn twee fietsroutes van ongeveer twintig kilometer uitgezet. Op zaterdag 1 juni j.l. was de eerste "maaldag". Alle molens en gemalen langs de route waren geopend en er werd bovendien deskundig uitleg over de werking ervan gegeven. Zoals gezegd, een van de twee routes voert ook naar Woubrugge. Dat is de noordroute, beginnend in Alphen aan den Rijn, vandaar voerend naar Aardam en Woubrugge langs de Heimanswetering weer terug naar het punt van uitgang. Op deze fietstocht zijn naast een drietal gemalen, daterend uit 1941, 1913 en 1879, het meer dan honderd jaar oude sluisje aan de Aardamseweg te zien, alsmede de zuiveringsinstallatie aan de President Kennedylaan, de molenstomp aan ‘s Molenaarsweg en de prachtig gerestaureerde Vrouwgeestmolen, die dateert uit 1797. De Oostroute voert onder meer langs de beroemde molenviergang bij Aarlanderveen. Er wordt ook nog een zuidelijke route voorbereid, en daarin zal onder meer de Alphense molen "De Eendracht" worden opgenomen. De deelnemers aan de eerste "maaldag" troffen op de noordroute een feestelijk versierde Vrouwgeestmolen aan. De vlaggetjes op de fokwieken van deze grondzeiler, eigendom van de Rijnlandse Molenstichting, waren vanwege de officiële ingebruikstelling van de molen die dag, door mevrouw drs. I. Günther, lid van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. De Vrouwgeestmolen heeft een grondige restauratie achter de rug. De molen moet in tijden van nood de bemaling van de polders Vrouwgeest en Oudendijk verzorgen. In het kader van de wet Bescherming Waterstaats­werken in Oorlogstijd (BWO) kon de tweede fase van de restauratie worden uitgevoerd, zoals vernieuwing van de vijzelgoot en waterloop. In 1981 en 1982 was met name de buitenkant door de Hoogmadese molenmaker H.J. Verbij al onder handen genomen. De molen wordt bediend en bewoond door Karel Vrolijk. Bijzonderheid is, dat de huidige bewoner de vijfde uit het geslacht is, die op de Vrouwgeestmolen woont. Hoewel de prachtige Vrouwgeestmolen op Alphens grondgebied staat, maken we hier toch graag melding van, omdat hij erg dicht bij Woubrugge staat. Je zou haast kunnen spreken van de "Woubrugse molen" .. .. .. Bron: Alphens Dagblad, 23 mei 1985

Mosquito

ENGELSE JAGER STORT NEER IN POLDER OUDENDIJK Op 21 juli 1944, om 23.45 uur, scheerde een Mosquito van de Royal Air Force laag over Woubrugge. Doel van het vliegtuig was Berlijn, maar de Duitse hoofdstad heeft het nooit bereikt. In een luchtgevecht met een Duitse jager werd deze als PZ-174 geregistreerde en tot het squadron Nr 23 behorende tweezitter boven Vlaardingen geraakt. Dit noodlot voltrok zich omstreeks 12.40 uur. Een minuut of vijf later boorde het vliegtuig zich in de grond van de Oudendijkse polder, vlak achter de tankval in het land van M. Kroes. De twee bemanningsleden, vlieger Francis Leonard Grimwood en navigator Frederik Bernard Woodman, kwamen hierbij om het leven. Merkwaardig is dat Grimwood helemaal in Bergen op Zoom werd begraven, terwijl Woodman in Woubrugge ter aarde werd besteld!
Jacobsladder 1985-2 blz -32-

Gemeentemuseum

GEMEENTEMUSEUM VAN WOUBRUGGE IS WEER OPEN. Burgemeester D. Brouwer de Koning van Woubrugge heeft zaterdagmiddag het gemeentemuseum aan de Dokter Lothlaan officiëel heropend. Het museum is vernoemd naar Otto Cornelis van Hemessen, die jarenlang de gemeente-archivaris van Woubrugge is geweest. De officiële heropening ging gepaard met een bijeenkomst in de hervormde kerk, die onder andere werd bijgewoond door tal van burgemeesters uit de omliggende gemeenten, en oud-burgemeester J.C. van Wageningen en dr. Meiser. Burgemeester Brouwer de Koning, die werd ingeleid door de conservator van het museum, de heer A.H.H. Ouwerkerk, gaf onder meer een historisch overzicht. In Woubrugge groeide het historisch besef pas nadat Van Hemessen in 1904 een boekje had uitgegeven over "ene wandeling door Woubrugge en Hoogmade. Na zijn pensionering werd Van Hemessen officieel aangesteld als gemeentearchivaris. In die functie organiseerde hij drie tentoonstellingen. Het duurde echter tot 1953 eer op initiatief van burgemeester van Wageningen boven de brandweerkazerne in de Dokter Lothlaan een museum werd ingericht. De in het leven geroepen Culturele Commissie slaagde er echter pas onlangs in dit museumpje te laten restaureren. Bij de heropening in het museum wordt een tentoonstelling gehouden van schilderwerk van de kunstenares Ine Bockhove en de Haagse houtsnijder Huub van der Steen. Oud burgemeester dr. Meiser gaf een toelichting op hun werk. Bron: Leidsche Courant, 6 mei 1974 LAATSTE NIEUWS! Tijdens de ledenvergadering op 6 juni j.l. is de heer J.W. Wisman benoemd tot bestuurslid in opvolging van de heer J. Keyser. De heer Wisman zal zich inzetten voor een optimaal kontakt met de oudere bewoners van onze gemeente. Daar het bestuur van onze vereniging door leeftijdsverschillen steeds een moeilijk kontakt heeft gehad met deze voor ons zo belangrijke groep, hoopt het bestuur dat dit probleem door de inzet van de heer Wisman is opgelost. Dit was het dan weer, we wensen iedereen een prettige vakantie en zij die (nog) geen plannen hebben, hier nog wat tips. Enkhuizen: Het Zuiderzee museum. Een prachtig opgezet dorp met woningen in originele staat uit de vissersdorpen die destijds langs de Zuiderzee waren gelegen. Barger Compascum: Openluchtmuseum waarin het leven en het werk van de turfstekers op schitterende wijze wordt ntoongesteld. Leiden: Molenmuseum "De Valk". Een molen die u niet alleen van buiten, maar ook van binnen gezien moet hebben. Diverse oude werktuigen en gereedschappen worden hier permanent tentoongesteld.