Jacobsladder 1984-2
Jacobsladder 1984-2 blz -1-
*****************************************************
DE JAC0BSLADDER 4e jaargang, nummer 2
maart 1984
Tweemaandelijkse uitgave van de
Historische Vereniging "0tto Cornelis van Hemessen”
te Woubrugge
Opgericht: 12 juni 1979
-
Beschermheer : D. Brouwer de Koning.
burgemeester van Woubrugge
Redaktie : Wim Korteling en Hans van der Wereld
Stencilwerk : C. Kroon
Bestuur : H.J. Bosman, voorzitter,
Dokter Lothlaan 22,
2431 AC Woubrugge,
tel. 01729--8807;
H. van der Wereld, secretaris,
Acaciastraat 26,
2404 VB Alphen aan den Rijn;
R.van Heemskerk Düker,penningmeester
Boddens Hosangweg 94
2481 CB Woubrugge
W.Korteling,bestuurslid,
Emmalaan 4,2481 BA Woubrugge
J. Keyser, bestuurslid,
Leidse Slootweg 4,
2481 KH Woubrugge;
Contributie: f 12,50 per jaar, te voldoen op onze rekening
bij de Rabobank te Woubrugge, nr.3524.14847
giro: 95108.
*****************************************************
Voor u ligt de eerste aflevering van "De Jacobsladder" met
een gedrukt omslag. Dit betere aanzien van ons blad werd
mogelijk gemaakt door een aantal adverteerders. Aan hen dus
woorden van dank voor deze daadwerkelijke steun aan onze
vereniging!
Bij de opzet van het ontwerp zijn we uitgegaan van het
Woubrugse gemeentewapen. Door gebruik te maken van geel
papier met blauwe opdruk willen we teruggrijpen naar de
kleuren blauw en goud in het gemeentewapen. Door in de
plaats van de daarin voorkomende drie wassende manen drie
oude foto's te plaatsen, willen we aangeven dat de
historische vereniging "Otto Cornelis van Hemessen" zich
intensief wil bezighouden met de geschiedenis van de dorpen
Woubrugge en Hoogmade, die tezamen de gemeente Woubrugge
vormen.
Op de foto's ziet u linksboven een opname van de in 1953
gesloopte dubbele klapbrug over de Heimanswetering. Deze
opname dateert van omstreeks 1935. Daarnaast ziet u de
voormalige rooms-katholieke kerk in Hoogmade op een foto van
omstreeks 1910. Deze kerk stortte in de zomer van 1929 in.
Tenslotte ziet u onderaan een gezicht langs de
Heimanswetering in Woubrugge, op een foto uit omstreeks
1905. Midden op de foto steekt het dak van het voormalige
gemeentehuis boven de huizen uit en links weer de twee
bruggen.
Natuurlijk blijven we niet stilzitten. Een wens van het
bestuur
Jacobsladder 1984-2 blz -2-
is om ook het binnenwerk van dit blad in de toekomst te gaan
drukken. De mogelijkheden daartoe worden thans onderzocht.
Ons streven is om "De Jacobsladder” steeds beter te maken.
Met meer leden wordt dat gemakkelijker! We zijn niet ver
meer af van de honderdvijftig. Het bestuur is tevreden met
dit resultaat in bijna vijf jaartijd!
HERMAN BOSMAN voorzitter
*****************************************************
EERSTE LUSTRUMVIERING MET BOEK OVER OTTO CORNELIS VAN
HEMESSEN
De datum van de vijfde verjaardag van onze vereniging, 12
juni, nadert. Wij willen aan dit feit niet stilzwijgend
voorbij gaan en hebben daarom besloten tot de uitgave van
een uitgebreide biografie van onze naamgever Otto Cornelis
van Hemessen. We hebben daartoe mede besloten, omdat het op
1 augustus 1984 precies honderd jaar geleden is, dat hij
zijn werk als veldwachter in onze gemeente aanving.
Tot nu toe werden onze tussentijdse uitgaven, de
"Historische Publicaties", altijd gestencild en voorzien van
een gedrukt omslag. We hebben echter uitgeverij Repro
Holland BV in Alphen aan den Rijn bereid gevonden om de
uitgave te drukken. De uitgever bedong alleen dat wij
honderd exemplaren zouden afnemen. Op die manier wordt een
fraai gedrukt werk mogelijk. We gaan er namelijk van uit,
dat al onze leden deze uitgave aanschaffen. De oplage zal
350 exemplaren bedragen. Leden van onze vereniging ontvangen
het tegen een gereduceerde prijs. Opnieuw een bewijs dat het
aantrekkelijk is om u aan te melden als lid van onze
historische vereniging!
Tot nu toe ontvingen alle leden de tussentijdse boekjes
altijd gratis. Hoewel het nu om een jubileumboek gaat,
hebben we van dat gebruik af moeten wijken, en wel om twee
redenen. De eerste is, dat wij van mening zijn dat men voor
het luttele bedrag van f 12,50 er jaar al erg veel krijgt.
Ten tweede, een jubileumuitgave behoort een bijzondere
uitgave te zijn. We beschikken over erg veel interessante
foto's, o.a. uit het familiearchief Van Hemessen. Drukken
geeft de mogelijkheid om u ook van die zeldzame foto's te
laten genieten. Daardoor komt een fraai boek binnen bereik.
Wat gaat dat boek kosten? Wel, de prijs is voor leden
bepaald op plm. f 19,50. Niet-leden zullen aanzienlijk meer
moeten betalen. Bovendien openen we nu de gelegenheid om al
vast een exemplaar te bestellen. Wanneer u dat doet voor 1
mei, dan zal uw naam op de lijst van intekenaren worden
opgenomen en die lijst zal in het boek worden afgedrukt. Na
1 mei gaat het boek in druk, waarna het de bedoeling is dat
het plm. half juni verschijnt.
Over de presentatie van het jubileumboek beraadt het bestuur
zich nog. De plannen zijn om daar de familie Van Hemessen in
te betrekken. Hoe een en ander precies gestalte zal krijgen
moet nog nader bepaald worden. U hoort daar nog van.
U kunt zich bij de bestuursleden vervoegen voor de
intekening op het boek “Otto Cornelis van Hemessen”. Wacht
echter niet te lang; de oplage is klein. En wie het eerst
komt····. Juist!
HET BESTUUR
*****************************************************
Jacobsladder 1984-2 blz -3-
FEESTELIJKE HERPLAATSING HISTORISCHE GRENSPAAL
----------------------------------------------
Met vereende krachten hebben burgemeester D. Brouwer de
Koning en zijn Rijnsaterwoudse collega G.J. van der Kroft op
vrijdagmiddag 10 februari een paal die de grens tussen de
gemeenten Woubrugge en Rijnsaterwoude aangeeft, herplaatst.
Naast colleges en raadsleden van beide gemeenten waren ook
bestuursleden van de Stichting Oud Leimuiden en
Rijnsaterwoude en de historische vereniging "Otto Cornelis
van Hemessen" aanwezig bij dit gebeuren. Het bestuur van Oud
Leimuiden en Rijnsaterwoude heeft zich zeer beijverd om deze
paal weer herplaatst te krijgen. Vorig jaar september moest
het object wijken ten behoeve van werkzaamheden aan de weg
bij de brug over de Leidsevaart. Onze
Leimuidense/Rijnsaterwoudse collega's werden daar op attent
gemaakt. De grenspaal was in zo'n slechte staat dat
restauratie niet meer mogelijk was. Vandaar dat de
Rijnsaterwoudse molenmaker Verhey een nieuwe maakte uit een
balk van een wipmolen onder Reeuwijk. Leden van Oud
Leimuiden en Rijnsaterwoude belastten zich met het
schilderwerk. Na de plaatsing van de "verjongde" grenspaal
was er voor de genodigden een borrel met een hapje in het
gemeentehuis van Rijnsaterwoude. Daar werd de herindeling
nog weer eens door verschillende sprekers afgewezen. Ook de
nieuwe grenspaal moet voor de toekomst nog weer eens stevig
benadrukken dat Woubrugge en Rijnsaterwoude zelfstandige
gemeenten wensen te blijven.
In bijgaand artikel gaat de secretaris nader in op de
moeilijkheden tussen Woubrugge en Rijnsaterwoude die in 1845
ontstonden. Na oplossing van de problemen - die
voortvloeiden uit gemeentelijke belastingen - werd in 1848
een grenspaal geplaatst. Hans van der Wereld putte de
gegevens voor zijn verhandeling uit de notulen van de
Woubrugse gemeenteraad.
EEN GRENSGESCHIL TUSSEN WOUBRUGGE EN RIJNSATERSWOUDE
----------------------------------------------------
Halverwege de negentiende eeuw ontstond er een verschil van
mening tussen de gemeentebesturen van Woubrugge en
Rijnsaterwoude. De kwestie was gelegen in de verlegging van
een stukje gemeentegrens langs de Leidsevaart tussen de twee
aan elkaar grenzende gemeenten. Vooral de financiële
aspecten zaten Rijnsaterwoude dwars, omdat deze gemeente
zich benadeeld voelde als voormalige inwoners van deze
plaats voortaan belastingen aan Woubrugge zouden moeten gaan
betalen. De laatstgenoemde gemeente zou daarom een
schadevergoeding aan de buurgemeente moeten gaan betalen,
zo dacht het bestuur van Rijnsaterwoude.
Burgemeester C. Kempenaar van Woubrugge bracht in de
vergadering van 26 september 1845 een schrijven van de
gouverneur van Zuid-Holland d.d. 2 september 1845 in
behandeling, teneinde bij de gemeenteraad van Woubrugge ter
zake van het nemen van een eindbeslissing in de zaak
betreffende de grensafscheiding tussen Woubrugge en
Rijnsaterwoude. Na overleg met het gemeentebestuur van
Rijnsaterwoude zou erop aangestuurd moeten worden dat de
grenslijn zoals die reeds door het Kadaster werd gevolgd,
definitief moeten worden aangenomen. En dat, wanneer deze
grenslijn, zo die aangenomen zou worden, in overweging
genomen kon worden om een schikking te treffen wegens de te
Jacobsladder 1984-2 blz -4-
verlenen schadevergoeding voor de dan over te gane gronden.
Het was voortdurend gebleken dat het gemeentebestuur van
Rijnsaterwoude zich bleef verzetten tegen de vastgestelde
wijziging. Rijnsaterwoude was het ook niet eens met de
grenslijn zoals die al door het Kadaster werd gehanteerd.
Daarom achtte men het uitgesloten dat men deze zaak zou
kunnen vereffenen, mede omdat de burgemeester van
Rijnsaterwoude deze week nog had verklaard dat de regeling
zeer in het nadeel van zijn gemeente was. De raad van
Rijnsaterwoude had zich daarom beklaagd bij Zijne Majesteit
de Koning. De raad van Woubrugge besloot om zoveel mogelijk
gevolg te geven aan het verzoek van de Gouverneur en
behoudens de loop die deze zaak door aan te wenden pogingen
tot behoud van de oude grensscheiding door het bestuur van
Rijnsaterwoude nader zou mogen hebben:
1.Overeenkomstig de volgens Gedeputeerde Staten aan te
wijzen en voor te dragen, dat de bedoelde grenslijn,
zoals die door het Kadaster en door de Directe
Belastingen wordt gevolgd, ook voor het burgerlijk
beheer vast te stellen. De grens zou in dat geval
langs de Leidsevaart lopen.
2.De schadevergoeding, welke voor de daardoor tot Woubrugge
over te gane gronden en wegens gemeentelasten, welke
dientengevolge door de bewoners die onder Woubrugge zullen
komen, voortaan aldaar zouden moeten worden aangezuiverd,
billijkerwijze aan de gemeente Rijnsaterwoude zal moeten
worden verleend, volgens een gemaakte begroting gemiddeld
per jaar voor te stellen als:
a.Voor opcenten van de directe belastingen welke van de
eigendommen en door de ingezetenen van het aan Woubrugge
komende gedeelte, ten behoeve van de gemeente betaald
worden, op vier gulden, zijnde voor de twaalf jaren
(van 1833 tot en met 1844) bereids te Woubrugge genoten,
achtenveertig gulden.
b.Voor gemeentelasten, welke door genoemde ingezetenen
betaald worden op zestig vulden.
Op 19 februari 1846 werd er in Rijnsaterwoude een
gecombineerde vergadering gehouden tussen de raad van
Woubrugge en die van Rijnsaterwoude. Als voorzitter trad op
jhr. A.L. van Heteren, lid van Gedeputeerde Staten van
Zuid-Holland. Punt van bespreking was het geschil tot
rectificatie van de grenzen van de gemeenten Woubrugge en
Rijnsaterwoude en het treffen van een schikking. Voor
Woubrugge waren aanwezig burgemeester C. Kempenaar en de
raadsleden C. Hoogwerff, G. Swart, A. Schouten en K. Los.
In de vergadering werd er door de wederzijdse
gemeentebesturen op
Jacobsladder 1984-2 blz -5-
aangedrongen dat de vroeger bestaande limietscheiding voor
het Kadaster zou worden aangenomen, omdat die scheiding nog
zeer wel te onderkennen was. Die limietscheiding kon best
als gemeentegrens dienen, hetgeen ook door jhr. Van Heteren
Gevers werd beaamd. Voorts werd overeengekomen dat indien
onverhoopt de gemelde scheiding niet wederom werd ingevoerd
nadien over het bedrag van de schadevergoeding, hetwelk de
gemeente die gronden enzovoorts aanwinnen zou aan de
gemeente die deze verloor zou geven, zou worden
gecorrespondeerd en bepaald zijnde deze voorlopig gesteld
bijaldien de scheiding zo blijft als zij voor het Kadaster
bereids was geregeld en dus langs de Leidsevaart en zo door
Woubrugge een aanwinst van gronden zou worden verkregen,
ingevolge door deze gemeente aan Rijnsaterwoude uit te keren
op f 110 en bijaldien de scheiding zó mocht worden als deze
bij proces verbaal van 27 augustus 1833 door mr. P.F.
Hubrecht, lid van Gedeputeerde Staten, is voorgesteld, te
weten:
"van den zuidelijken kant der Leijdsche vaart Zuidwaarts
langs het Boschje van G. van Wieringen, op het kadastrale
plan van Woubrugge gequoteerd sectie C nr. 62, tot de
Noordzijde van de kruin van den Ringdijk van den
Vier-Ambachtspolder Westwaarts, die zijde van dien kruin
volgende, tot over de sloot uitmakende de scheiding tusschen
een tuin behoorende aan M. Hofdijk en een stukje weiland
behoorende aan de Graaf van Wassenaar, welke perceeltjes op
hetzelve plan zijn aangeduid Sectie C nr. 1208 en 1158bis,
vervolgens door dien sloot tot aan de Westzijde van opgem.
vaart"
en derhalve door Rijnsaterwoude een aanwinst van gronden
enzovoorts zou worden verkregen en gevolgelijk door die
gemeente aan de gemeente Woubrugge uit te keren een bedrag
van f 55.
In de vergadering van 16 maart 1848 kwam een schrijven d.d.
19 februari 1847 van burgemeester en assessoren van de
gemeente Rijnsaterwoude ter sprake, waarbij gevoegd was een
berekening van de gemeentelijke opcenten op de Directe
Belastingen betreffende de percelen, welke ingevolge een
Koninklijk Besluit tot de gemeente Rijnsaterwoude waren
blijven behoren maar waarvan ten gevolge van een bestaand
hebbende kadastrale fout de opcenten door de gemeente
Woubrugge waren genoten, te weten volgens de belasting van
de gebouwde en ongebouwde eigendommen over de laatste drie
maanden van 1832 tot het jaar 1846 ten bedrage van f 30,09
en wegens de personele belasting over de jaren 1833/1834 en
1846/1847 ten bedrage van f 39,63½. Rijnsaterwoude verzocht
om restitutie van deze bedragen.
Woubrugge was het daar mee eens en wilde die f 69,72½ uit de
post van
Jacobsladder 1984-2 blz -6-
onvoorziene uitgaven over het jaar 1848 betalen. Dat
gebeurde en daarmee was de kwestie van de grenswijziging
tot tevredenheid van de beide gemeentebesturen opgelost.
HANS VAN DER WERELD
*****************************************************
MOLENS IN DE GEMEENTE WOUBRUGGE
Onder deze titel verschijnt eind april een boekje in onze
reeks "Historische Publicaties”. De samensteller, Hans van
der Wereld, vertelt hierin wat over de geschiedenis van deze
werktuigen. Al1e molens in Woubrugge en Hoogmade, ook de
verdwenen exemplaren, passeren middels een historische de
revue. Verder wordt ingegaan op de Rijnlandse Molenstichting
en de molentaal. Een historische beschrijving van
molenmakerij Verbij in Hoogmade completeert het boekje. Het
twaalfde deel in deze reeks boekjes wordt uitgegeven naar
aanleiding van het vijfentwintig jarig bestaan van de
Rijnlandse Molenstichting op 11 maart a.s.
Voor het eerst sinds het bestaan van de reeks "Historische
Publicaties” zijn illustraties opgenomen van alle molens in
onze gemeente. Op het omslag staat het schilderij van de
Vlietmolen afgebeeld,
“Molens in de gemeente Woubrugge” is voor niet-leden van de
historische vereniging verkrijgbaar voor f 7,50.
*****************************************************
Ons geluidsarchief(je) is weer uitgebreid. Onlangs
ontmoetten wij Theo Hoekstra uit Woubrugge correspondent
voor onze gemeente voor de Alphense ziekenomroep Alpheo.
Hij maakte voor zijn omroep een opname van de plaatsing van
de nieuwe grenspaal tussen Woubrugge en Rijnsaterwoude. Bij
die gelegenheid vertelde hij, dat hij nog andere Woubrugse
items in zijn archief had. Die wilde hij graag voor ons
“tapen” ten behoeve van onze collectie. Zo zijn wij in het
bezit gekomen van een interview met Mr. H.R. van Woerden
over de dreigende gemeentelijke herindeling, de heren L. Vos
en G. den Brave over de Vredestichters-Start-1981 en een
impressie van de brandweeroefeningen in october 1981. Hierin
onder meer een interview met commandant J. de Feij. Met
Alpheo is afgesproken dat de vereniging bij voorkomende
gevallen Hoekstra zal waarschuwen wanneer wij activiteiten
ontplooien. U kunt het dus eens meemaken dat hij met zijn
opname-apparatuur bij een lezing of anderszins aanwezig is.
Deze kontakten kunnen er mede toe leiden dat onze vereniging
ook buiten Woubrugge en Hoogmade bekender wordt.
Dat een kip 15 jaar oud wordt behoort wel tot de
zeldzaamheden. De heer Verhagen in de Ridderbuurt kocht in
1912 van de familie Oostende alhier een toom kippen, die in
1914 met de mobilisatie voor de slacht werden verkocht. Een
kip ontsnapte den eigenaar, hij wilde dat dier zijn
natuurlijke dood laten sterven, wat nu eindelijk is
geschied. Met recht “een taaie kip”.
(De Rijnbode, 16 november 1927)
*****************************************************
Jacobsladder 1984-2 blz -7-
IK HERINNER MIJ …… (6)
Het onder 5 geregistreerde stukje herinneringen in uw blad,
vertoonde als hoofdschotel de restauratie van de Nederlandse
hervormde kerk te Woubrugge. Thans wordt de restauratie, van
omstreeks die zelfde tijd, belicht van de Nederlandse
hervormde kerk te Hoogmade. Beide objecten in een aflevering
zou een te grote kans op oververzadigdheid kunnen
bewerkstelligen: overdaad schaadt.
De restauratie te Hoogmade was minder spectaculair dan die
te Woubrugge. De in eeuwen getelde levensduur speelde
allereerst een rol, de inhoud van de gebouwen was een
andere factor en niet in het minst de constructie, zowel
in- als uitwendig. De kerk aan de Woudwetering is een der
zeer weinige kerken in ons land zonder pilaren of steunen,
het bedehuis aan de Does behoefde slechts een klein,
eenvoudig gebouw te zijn, rekening houdend met de omvang van
de kerkelijke gemeente. Volgens overlevering zouden dat
destijds enkele tientallen gezinnen zijn geweest (de
samenleving met Rijpwetering bestond toen nog niet). Een
bijzonderheid van het kerkje aan de Does is, dat het
gesierd is door een familiewapen. Historische deskundigen
zijn het er niet over eens of dit het wapen is van de in
1706 overleden ambachtsheer Cornelis Sprongh, die door zijn
nalatenschap zulk een invloed heeft gehad op het agrarische
leven in het dorp, dan wel, dat het wapen dat van de familie
Van Poelgeest is, de eerste leenman van graaf Willem II.
Onder het familie wapen vertoont zich het jaartal 1729 toen
het kerkje werd gebouwd op de fundamenten van een vroegere
kerk, die volkomen bouwvallig zou zijn geworden. In later
jaren kregen de cijfers 1729 als het ware nieuw leven,
namelijk toen bij de automatisering van de in 1886
aangelegde telefoon, in. het jaar 1952, het kengetal van
Woubrugge 01729 werd.
De restauratie te Woubrugge nam zestien maanden in beslag,
het werk in Hoogmade was in een half jaar geklaard. Uit het
een zowel als uit het ander wordt het duidelijk, dat ook van
uiteenlopende begrotingen, subsidies en eigen bijdragen
diende te worden uitgegaan. Na zo vele jaren moge alsnog met
veel waardering worden gewaagd van de talloze artikelen die
vloeiden uit de pen van Ds. J. de Jong, die na zijn
emeritaat te Scheveningen van 1949 tot 1956 als hulpprediker
werkzaam was in Hoogmade. Die artikelen, met vermelding van
een girorekening hielpen de eigen bijdragen te financieren:
ook als zeventigjarige kan men nog dienstbaar zijn.
Details, ook op financieel niveau, van het gehele werk na
goed drie decennia achterwege latend, moge er hier aan
worden herinnerd, dat de huidige Doesbrug toen, in 1954,
slechts in tekening en in gesprek was, doch eerst in 1955
zichtbaar werd en in gebruik kon worden genomen. De eerste
brug over de Does, gevende een rechtstreekse verbinding
over de weg met Woubrugge, dateert van omstreeks 1870, of
wel vijftien jaren nadat de beide gemeenten tot een eenheid
werden. Na verschillende fasen werd in 1925 een met de hand
te bedienen klapbrug ten noorden van de kerk gebouwd. Na
dertig jaar kon deze worden vervangen door de huidige
klapbrug, machinaal bediend en ten zuiden van de nieuwe brug
geconstrueerd.
Wie kan het zich nog herinneren, dat rondom de kerk een
schrikbarend lelijk houten hekje met witte en rode peilers
stond? Tussen dat hekje en de kerk een of meer geiten om het
gras kort te houden. Ook in de veertiger en vijftiger jaren
reeds als erg primitief te beschouwen. Het hekje maakte in
het gehele renoveringsplan plaats voor het lage, ronde
muurtje met zadeldak.
Al deze gegevens verder in de ware zin des woords terzijde
latend, herinner ik mij, dat vlak voor het kerstfeest 1954
of wel ruim twee eeuwen na de bouw van de kerk in 1729 het
gerestaureerde gebouw weer in gebruik kon worden genomen.
Uit de vaderlandse geschiedenis kennen we allen nog de
klank: stad-
Jacobsladder 1984-2 blz -8-
houderloos tijdperk. Tijdens dat tweede tijdperk (1702-1747)
bouwde men in Hoogmade deze kerk. Sindsdien kende Nederland
de stadhouders Willem IV en Willem V, de franse tijd, de
herrijzenis van Nederland als zelfstandige natie, het
koninkrijk met drie koningen, een regentes en nu beleven we
reeds onze derde koningin. Rond en bij ons waren twee
wereldoorlogen. Zowel in de dertiger als in de tachtiger
jaren was er het wrange “geen werk”, het wanhopige
niet-mede-kunnen doen. En al die jaren door, ruim
tweeëneenhalve eeuw, hebben de kerkklokken geluid en heeft
de ene generatie na de andere zijn godsdienstplichten hier
vervuld, werden steeds weer kinderen ten doop gehouden, kon
het Evangelie worden doorgegeven.
VAN WAGENINGEN
*****************************************************
GREPEN UIT DE WORDINGSGESCHIEDENIS VAN DE
NED.HERV.GEM.HOOGMADE
3. Hoogmade vacant gehouden
---------------------------
Ondertussen was Hoogmade dus sedert mei 1595 weer openlijk
vacant en we zullen zien dat dit nog jaren alzo gebleven
is. Want Van Poelgeest dacht er niet aan naar een geschikte
predikant uit te zien. Wel had de Synode bij hem
aangedrongen toch in de vacature te voorzien, maar hij liet
die verzoeken maar wat zij waren en bekommerde zich om de
Dienst des Woords eigenlijk niets. Nadat deze toestand alzo
twee jaar geduurd had, besloot de Synode in 1597
afgevaardigden naar Van Poelgeest te zenden om hem
nadrukkelijk te verzoeken “dat zijn onderzaten met een goed
dienaar verzorgd mochten worden”. Hielp dat niet, dan
moesten zij daarvan aan de Staten kennis geven. Het bezoek
aan de ambachtsheer schijnt echter geen goed gevolg te
hebben gehad. Aan de Synode van het volgende jaar kon alleen
medegedeeld worden dat Van Poelgeest de predikant van
Woubrugge bereid gevonden had om voor een jaar zijn diensten
te Hoogmade te verlenen, zodat in de vacature, nog niet
wettig voorzien was. Daarom probeerde men het op een andere
wijze en werd in 1599 de classis van Leiden, waartoe
Hoogmade nu immers behoorde (zie aflevering 2) belast zorg
te dragen dat de gemeente van Hoogmade een eigen predikant
zou krijgen. Maar in 1600 is de toestand nog steeds
hetzelfde en werd de gemeente “bij vorm van combinatie”
(met Woubrugge) bediend, waarin de Synode voor die tijd
berusten zou, terwijl ondertussen de Leidse classis zou
trachten voor haar een eigen predikant te bemachtigen. De
toestand was in 1601 weer verergerd. Hoogmade was geheel
zonder dienst en dienaar. Daarom werden de commissarissen
van de Staten van Holland verzocht, de heer Van Poelgeest
aan te spreken en hem te vermanen, dat er een leraar
beroepen en het nodige tot zijn onderhoud beschikt werd,
opdat men niet genoodzaakt zou zijn hierover te klagen aan
de Staten en hogere tussenkomst te zoeken, waartoe de
Synodale afgevaardigden in geval van weigering gemachtigd
werden. Maar het hielp niets. In 1602 was Hoogmade nog
steeds van alle openbare godsdienst beroofd. De
afgevaardigden kregen een nieuwe last om daarin te voorzien
en Van Poelgeest zou nogmaals worden aangespoord. Doch even
vruchteloos. In 1603 begon men overal zich met ernst de
gemeenten aan te trekken, die onder bijzondere heren stonden
en als zodanig kwam Hoogmade ook ter sprake, waar nog altijd
in de dienst niet voorzien was. Ook nu bleef, “als van ouds”
aan de afgevaardigden der Synode en aan de classis van
Leiden aanbevolen, om bij Van Poelgeest aan te houden, iets
anders kon in deze zaak niet gedaan worden. Eindelijk in
1604 namen de gecommitteerden op zich, bij de Staten aan te,
dienen dat de kerk van Hoogmade van godsdienstoefening
verstoken bleef, terwijl Van Poelgeest goede woorden gaf,
waarop geen daden volgden.
Wat er van gekomen en hoe lang Hoogmade nog zonder predikant
is gebleven, weten wij niet. Alleen ligt in het
medegedeelde een nieuw bewijs, hoezeer de Kerk toen onder de
Staat gebukt ging en hoe willekeurig
Jacobsladder 1984-2 blz -9-
sommige heren, bepaald Van Poelgeest, handelden met de
belangrijkste kerkelijke aangelegenheden.
Als vanzelf komt de vraag in ons op: waartoe werden in de
herderloze toestand van Hoogmade de kerkelijke goederen
gebruikt? Over de pastorie goederen had Van Poelgeest het
beheer, waarschijnlijk zonder dat hij daarvan aan iemand
verantwoording behoefde af te leggen, terwijl hij het was,
die eigenmachtig de plaats vacant hield en derhalve de
pastorie-inkomsten niet volgens haar bestemming besteden
kon.
Wij halen tenslotte dan ook met instemming een tirade aan
uit een brief van een bekend predikant uit die tijd: “Het is
te verwonderen en te beklagen, dat particuliere heeren
predikanten aanstellen, zonder te vragen hoe het met zulke
personen gelegen is, meenende dat het genoeg is als zij hun
patroonsrecht behouden, wordende alzoo patronen niet der
Kerk, maar van onwaardige en onrustige menschen”.
Het is een weldaad van koning Willem I geweest dat hij, toen
hij de heerlijke rechten die in de Franse tijd afgeschaft
waren geweest in het begin van de negentiende eeuw weer
herstelde, het collatierecht gebonden heeft aan zekere
bepalingen, waardoor toestanden als waarmee wij hier in
Hoogmade kennis maakten, voorgoed tot het verleden behoren.
(SLOT) P. HOFSTEDE
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
“Wat bij goede samenwerking verkregen kan worden bleek l.l.
Zaterdag. Des middags werd geseind, dat hier in ons dorp 800
man moest worden ingekwartierd en zoo mogelijk nog met 4.00
vermeerderd. Een onderzoek werd ingesteld en plannen beraamd
en eer het avond was, kon worden geconstateerd, dat door de
flinke medewerking onzer landbouwers 1200 man onderdak
gebracht kon worden. Maandag bleek dat het laatste
contingent verviel, doch is het vermeldenswaard, dat bij
goeden wil zoo’n groot deel van ons leger in ruim 100
gezinnen geherbergd kon worden”.
(“De Rijnbode” 28 februari 1917)
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++-++++++++++++++
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
M O L E N L E Z I N G
In het kader van het vijfentwintig jarig bestaan van de
Rijnlandse Molenstichting en Nationale Molendag (12 mei)
organiseert de historische vereniging een lezing over het
onderwerp
“MOLENS IN DE GEMEENTE WOUBRUGGE“
op dinsdag 24 april om 20,00 uur in “De Wijk” te Woubrugge.
De Hoogmadese molenmaker H.J. Verbij zal ons op die avond
het een en ander over dit onderwerp vertellen. Nog niet zo
lang geleden restaureerde hij de Vrouwgeestmolen en ook
daarover zal hij ons iets vertellen. De heer A. van Mil uit
Ofwegen laat door hem gemaakte molendia's zien.
Iedereen is van harte welkom!
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
Jacobsladder 1984-2 blz -10-
twee eeuwen geleden
DIJKDOORBRAAK ZETTE POLDER VIERAMBACHT ONDER WATER
--------------------------------------------------
De Plasdijk, de kade van de Plaspolder, dreigt het te
begeven. De dijk is er zo slecht aan toe, dat enkele
Statenleden onlangs in het college van Gedeputeerde Staten
hun verontrusting uitspraken. Ze drongen er voorts op aan
om met de grootst mogelijke voortvarendheid een
grootscheepse reparatie van het stuk dijk langs de Wijde Aa
ter hand te nemen. Ook de Woubrugse gemeentesecretaris, de
heer A.A.J. Meester sprak waarschuwende woorden: "Bij een
dijkdoorbraak is het heel wel mogelijk, dat een groot
gedeelte van Woubrugge onder water komt te staan". Dat zou
een herhaling van de geschiedenis zijn, want bijna twee
eeuwen geleden steeg het water de Woubruggenaren ook al
bijna tot de lippen. Begin januari 1788 brak namelijk bij
het Paddegat de dijk van de Polder Vierambacht door. Een
terugblik op deze waternoodramp, die - zoals later bleek -
mede het gevolg van de aanwezigheid van vele mollenritten in
het dijklichaam.
Woensdag de 9de januari 1788 was een dag met hoog
boezemwater en een sterke wind, toen “op het onverwagts” de
dijk van de Polder Vierambacht het begaf. Er werd een gat
geslagen met een lengte van ongeveer vierentwintig roeden en
een gronddiepte van ruim vijftig voeten. Het gevolg was dat
de ruim tweeduizend morgen tellende polder geheel onder
water liep. De gevolgen waren rampzalig: door de snelheid en
de kracht waarmee het water van het Braassemermeer de in
1736 gestichte polder binnen kwam, konden de ingelanden hun
have en goed maar ternauwernood redden. Ook het vee kon
maar nauwelijks van de verdrinkingsdood gered worden. Het
hele gebied was getroffen door een ramp. Stelt u zich eens
voor: het hele gebied tussen Woubrugge, Rijnsaterwoude, Ter
Aar en Oudshoorn onder water, een hele polder vernietigd.
Het toenmalige polderbestuur was echter niet geheel
onvoorbereid op het gebeuren. Drie jaar eerder al had men
besloten om de dijk te verzwaren, omdat deze niet sterk
genoeg was gebleken en een doorbraak lang niet denkbeeldig
was. Het jaar daarop, in januari 1786, achtte men het
noodzakelijk om de dijk langs het Braassemermeer - de dijk
die het begin 1788 begaf - over een lengte van zesendertig
roeden te versterken met zinkwerk. De kosten hiervoor
begrootte men op f 1.4000. Weer een jaar later moesten er
weer versterkingen aan de waterwering worden aangebracht. Al
die werkzaamheden bleken niet genoeg. Vlak voor de
dijkdoorbraak in 1788 had men de bomen langs de Kruisweg
naar de herberg “’s Lands Welvaren” (de nog steeds bestaande
boerderij op
Jacobsladder 1984-2 blz -11
de hoek van de Heuvelweg en de Herenweg) verkocht, maar ze
werden niet meer gerooid omdat de dijkdoorbraak dat
onmogelijk maakte.
Maatregelen
-----------
Drie dagen later, op zaterdag 12 januari, vergaderde het
polderbestuur met landmeter Vis, de vroegere opzichter
Timmers en de toenmalige opzichter Spruitenburg in herberg
“De Star” te Oudshoorn. Het ging daar over de vraag hoe de
polder weer zo snel mogelijk droog te maken en wie dat
karwei moest betalen. Na deze vergadering inspecteerde men
de gevolgen van de dijkdoorbraak en besloot men om de
ingelanden bij elkaar te roepen en te beraadslagen wat nu
te doen. Op 15 januari vergaderden de ingelanden en zij
rapporteerden dat de dijk naar hun mening gemakkelijk
gestopt kon worden door het leggen van een inlaagdijk,
waarvan zij de kosten beraamden op veertig mille. De andere
dag besloten de ingelanden met meerderheid van stemmen dat
de inlaagdijk rechtdoor getrokken moest worden met
afsnijding van de bocht, waar de dijk het had begeven. De
ingelanden waren voorts van mening, dat dit werk niet voor
daggeld aangenomen moest worden, maar dat het karwei
publiekelijk moest worden aanbesteed. Dat gebeurde op de
27ste januari 1788.
Verder werd besloten om de overige ringdijken voor het
slagwater te beveiligen. Daartoe stelde men overal op de
dijken daggelders aan die de dijk moesten bewaken. Huig
Visser en Willem Hoogwerf, twee inwoners van Woubrugge,
hadden hierover de leiding. Ook in Ter Aar en Oudshoorn ging
men precies zo te werk. Toen de eerste maatregelen genomen
waren, verzocht het polderbestuur aan de Staten van Holland
om vrijgesteld te mogen worden van het betalen van belasting
en ook om de aanbesteding van de aanleg van de nieuwe dijk
in de Haarlemse, Leidse en Rotterdamse dagbladen te
publiceren. Voor het opvullen van de doorgebroken dijk kocht
men op de 19de januari kleigrond. Vele schippers brachten
honderden scheepsladingen specie naar de plek des onheils.
De daggelders die aangesteld waren voor bewaking van de
dijk, kregen voor hun werk zestien stuivers per dag, evenals
's nachts. De kribbaas van de polder, Jan van Arkel, zorgde
ervoor dat iedereen voldoende materiaal ter beschikking had.
Op 25 januari moesten de ingelanden van de Polder
Vierambacht in “De Roskam” nabij ‘s Molenaarsbrug extra
morgengeld gaan betalen om de bewakers op de dijken te
kunnen voldoen.
De Rijnsaterwoudse schout Van Maurik klaagde over het feit
dat Rijnsaterwoude overal buiten werd gehouden. Hij beriep
zich op het
Jacobsladder 1984-2 blz -12-
gegeven dat deze plaats ook met zestien morgen aandeel in de
polder had en dat de dijkdoorbraak onder dit dorp had
plaatsgehad.
Vrees voor Langeraar
--------------------
Men vreesde dat ook de dijk bij Langeraar het zou begeven.
Het Hoogheemraadschap van Rijnland meldde dat de
aanbesteding van de nieuw aan te leggen dijk niet kon
doorgaan, omdat men er geen financiën voor beschikbaar had.
Het polderbestuur nam toen het drastische besluit om alle
ondermolenaars voorlopig te ontslaan. Zodra het water
gedeeltelijk uit de polder was gemalen, zouden ze weer in
hun functie mogen terugkeren. Men verzocht de omliggende
polders om te helpen bij het weer droogmalen. De dennenbomen
die in de natte polder dreven en die schade veroorzaakten
aan de dijken, liet men ophalen door houtkoper Lutsenberg.
Het polderbestuur moest zeer veel kosten maken voor balen
stroo die de dijk tijdelijk een beetje zijn sterkte moesten
laten behouden.
De 23ste april besloot men om twee gaten te laten graven in
de nu buitengedijkte oude dijk om de schepen de mogelijkheid
te geven door te varen. Omstreeks dezelfde datum was de dijk
hersteld en begonnen de bovenmolens weer te malen, waaraan
ook de buitenpolders meehielpen. Men verzocht de Staten van
Holland om hulp, door in de eerstvolgende vijftig jaar
vrijgesteld te mogen worden van lasten, met het oog op de
enorme kosten die men gemaakt had om de polder weer droog te
maken. Gesteld werd, dat deze droogmaking een algemeen nut
had, omdat anders de polder tussen het kanaal en de Polder
Vierambacht ook waren overstroomd en de Trekvaart tussen
Amsterdam en Gouda geheel zou zijn vervallen. De Staten van
Holland hadden hier oog voor en zij willigden het verzoek
in, echter niet voor een halve eeuw maar voor een periode
van vijfentwintig jaar. Het bestuur van de Polder
Vierambacht had van 9 januari tot eind april een bedrag van
ruim zeventienduizend gulden moeten uitgeven. Ter
vergelijking moge het volgende dienen: de kosten van het
krib- en pakwerk langs het Braassemermeer bedroegen
jaarlijks ongeveer f 1.400.
Teneinde meer ontvangsten te hebben, die althans iets
tegemoet kwamen in de zo hoge kosten die men gemaakt had
voor de nieuwe dijk, besloot men om de visserij in de Polder
Vierambacht te verhuren. Er kwam hiervoor echter geen
belangstellende opdagen. Daarom mochten de molenaars de in
de polder gevangen vis onder elkaar verdelen.
De eigenaren van de huiserven langs de Woudwetering - die
tot op dat moment nooit bijdroegen in de kosten voor het
onderhoud van de polder
Jacobsladder 1984-2 blz -12a-
------------------------------------------------------
EXCLUSIEVE KOUD~ BUFFETTEN
in diverse prijsklassen
•
SLAGERIJ TON WITTEMAN
comriekade 24
woubrugge, tel. 01729-8136
-----------------------------------------------------
Voor al uw Bestratingen
Erfverhardingen
Asfalteringswerken
Straat- en siertegels
Rioleringswerken
Fronik B.V.
grond-,
water-wegenbouw
Mijdrechtse Zuwe 2B
Postbus 104
Mijdrecht
Tel. 02979-3035
-----------------------------------------------------
Jacobsladder 1984-2 blz -12b-
van der SALM ELEKTROTECHNIEK
Elektrotechnisch Installatiebureau
De Bruynlaan 25 2355 SJ Hoogmade tel: 01712 _ 2318
WIJ MAKEN STOPKONTAKTEN EN SCHAKELAARS IN UW
WONING, BEDRIJF OF KANTOOR,
VRAAG VRIJBLIJVEND PRIJSOPGAAF VOOR NIEUWBOUW,
UITBREIDING OF REVISIE,
LANDELIJK ERKEND INSTALLATIEBUREAU
LID VAN UNETO
-----------------------------------------------------
gespecialiseerd in
sociale woningbouw
renovatie werken
2/1 kap woningen
bouw- en aannemings mij.
vink+veenman noorden b.v.
Voorweg 47 - 2431 AM Noorden - Tel. 01724-8840
-----------------------------------------------------
Jacobsladder 1984-2 blz -13-
maar die toch water loosden - moesten nu wel jaarlijks een
bedrag gaan betalen. Ook de eigenaren van die erven
verplichtte men om de kade langs de Woudwetering op een
bepaalde hoogte te houden. Het bestuur van de polder zou
hierop schouwen.
De 30ste april 1788 besloot men om een “timmermansbaas” in
vaste dienst te benoemen, die tevens de functie uitoefende
van opzichter. J. van der Jagt werd gekozen en men betaalde
hem f 600 per jaar voor zijn diensten. Bovendien betaalde
men f 100 per jaar als huur voor zijn huis. Van der Jagt
bedankte echter voor de aanstelling, omdat hij de financiële
vergoeding, niet hoog genoeg vond. Toen besloot het
polderbestuur om Dirk Spruitenburg in de functie van
timmermansbaas aan te stellen,
Molenaars
---------
In juli 1788 was het water zó ver, gezakt, dat een tweede
ploeg molenaars in de polder weer aan het werk kon. Op 28
augustus besloot men om de woning van de weduwe Van Tol aan
te kopen en tevens de timmermanswerkplaats en houtloods op
haar erf. Een en ander werd aangekocht voor het bedrag van f
1.500. De aankoop diende om ter plaatse het timmermanswerk
voor de polder te verrichten en het benodigde hout daar op
te slaan. Het huisje van de weduwe Van Tol werd bestemd voor
de timmerman in vaste dienst. Het kreeg toen de naam
“Polderhuys”. Najaar 1788, om precies te zijn in oktober,
werd de nieuwe inlaagdijk goedgekeurd. De andere werd voor
het invallen van de winter nog verzwaard. De kosten
daarvoor bedroegen een som van f 4.000. Het bepuinen van de
Achterweg te Woubrugge kostte nog eens f 170. De gewone
uitgaven van het rampjaar 1788 bedroegen f 23.817.
Daartegenover stonden de ontvangsten van f 12.357. Een
nadelig saldo dus van f 11.280, voor die tijd een enorm hoog
bedrag.
Maart 1789 kon de derde ploeg molenaars beginnen met malen.
Er werd het besluit genomen dat langs de dijk achter
Woubrugge een heining moest komen. Er werd voorts bepaald
dat geen vee op de dijken mocht grazen, zo bang was men voor
nieuwe nadelige gevolgen. In november tenslotte kon de
vierde ploeg molenaars met de maal werkzaamheden aanvangen.
Hekken
------
Ook stelde men dat er vanaf het einde van Woubrugge tot aan
Langeraar dwarshekken geplaatst moesten worden, voorzien van
klap- en
Jacobsladder 1984-2 blz -14-
draaihekken. Dijkgraaf en hoogheemraden zouden daar geregeld
op schouwen. Voorts werd als regel gesteld dat er op de dijk
geen bomen geplant mochten worden en dat er ook geen
mestvaalten in de onmiddellijke nabijheid van de dijk
mochten liggen. In juni werd weer voor de eerste maal schouw
gehouden, sinds de doorbraak van de dijk. Men nam het
zekere voor het onzekere en verzwaarde alsnog opnieuw de
dijk. Net op tijd, maar toch geen afdoende maatregel: op 27
september ontstond er weer een gat in de dijk, Rijnland
gelastte - na advies van landmeter Vis - de dijk op te
hogen. Het bestuur van de Polder Vierambacht verzocht of
hij dat werk uit mocht smeren overeen periode van vier jaar.
Als reden gaf hij op dat de dijk op veengrond was gelegd en
dat de zware bovenste kleilaag het veen onder de dijk
wegdrukte. Zoals begrijpelijk ontstond hierdoor een strijd
tussen het Hoogheemraadschap van Rijnland en het bestuur van
de Polder Vierambacht. Ook de Staten van Holland gingen zich
met de zaak bemoeien en zij zonden landmeter Goudriaan naar
Woubrugge om samen met enkele andere deskundigen de zaak te
onderzoeken. Er deed zich ook nog een geschil voor over het
peil. Het polderbestuur verklaarde dat het nog nooit een
peil had gezien, maar Rijnland wees er op dat het
Hoogheemraadschap een peil had geslagen aan het Oude
Regthuys, alsmede aan de overzijde van het water nabij de
kerk van Woubrugge. Na afloop van deze kwestie bleek dat
landmeter Vis zware specie op de kruin van de dijk had laten
aanbrengen en dat dit de verkeerde verschuiving
veroorzaakte ...
Tot overmaat van ramp deelde molenaar Molenaar, van molen
nummer vijf, mee dat enige tijd voor de inbraak van de
polder in zijn zomerhuis een gat was opengebarsten, waardoor
zoveel water kwam dat de goot het water niet kon verwerken.
Geschillen
----------
Er deden zich ook geschillen voor tussen ingelanden en
polderbestuur over de verzorging van de dijk. Twee
dijkmeesters van de Alblasserwaard kwamen op verzoek van de
ingelanden van de Polder Vierambacht naar Woubrugge om de
dijken te inspecteren. Rijnland gelastte dat er enige
duizenden lasten zand aan de buitenkant van de dijk gestort
moesten worden. Dit werk werd aanbesteed voor elf stuivers
en acht penningen per last. Datum van aanbesteding: 13
oktober 1790. Hetzelfde jaar nog brachten de
Alblasserwaardse dijkmeesters rapport over hun bevindingen
uit. Zij adviseerden dat vanaf het hek tot aan de Zwet de
kruindijk acht voet breed moest zijn, de Woudsedijk twaalf
Jacobsladder 1984-2 blz -15-
voet en het nieuwe gedeelte achttien voet breed. Zij
adviseerden de nieuwe dijk zo opvallend breed omdat de zware
specie tegen de binnenkant van de dijk gestort moest worden
om uitzakken van de dijk tegen te gaan. Verder adviseerden
de twee dijkmeesters dat de dijken twee voet boven het
Amsterdams Peil moesten zijn. Bij het octrooi was bepaald
dat die hoogte dertig duim boven Amsterdams Peil moest zijn.
De kosten van genoemde verzwaring bedroegen weer een som van
f 3.200, waarvan f 1.200 voor zand.
Ingebroken Gat
--------------
Het zogenaamde “Ingebroken Gat” is heden ten dage nog steeds
te zien. De afgelopen jaren is het tot een geliefd plekje
voor recreanten geworden. Afgezien van de voorzieningen die
men daar voor hen heeft getroffen, is er op deze plek
weinig veranderd. Twee oude dijkarmen ten noorden van de
nieuwe inlaagdijk steken nog steeds het Braassemermeer in.
Zo vormen deze een luwe baai van het vervallen noordhoekje
van de Polder Vierambacht. Het in de voorlanden ontstane gat
is als zodanig niet meer herkenbaar; riet- en boslanden zijn
daar in de loop der jaren weggespoeld. Het zogenoemde
“Ingebroken Gat” zal tot in lengte van jaren de herinnering
levend houden aan de catastrofe die onze voorvaderen in de
Polder Vierambacht een kleine tweehonderd jaar geleden trof.
HANS VAN DER WERELD
*****************************************************
“HOLLANDSE HISTORISCHE REEKS”
Op 28 november 1983 is de Stichting Hollandse Historische
Reeks op gericht. Deze stichting stelt zich ten doel het
uitgeven of doen uitgeven van monografieën en andere studies
betreffende de Hollandse geschiedenis in de ruimste zin.
De Hollandse Historische Reeks komt tot stand in
samenwerking met de Historische Vereniging Holland. In de
Hollandse Historische Reeks zullen monografieën en andere
studies met een wetenschappelijk karakter verschijnen, zowel
van de hand van professionele historici als
Jacobsladder 1984-2 blz -16-
van amateur-historici.
Per jaar zullen één of meer monografieën of andere studies
worden uitgegeven in harde band met een kleurenomslag. De
delen in de reeks worden uitgegeven door B.V. Uitgeverij “
De Bataafsche Leeuw” te Dieren. Als eerste delen staan op
het programma:
Drs. H.F.K. van Nierop, Van Ridders tot Regenten. De
Hollandse adel in de zestiende en de eerste helft van de
zeventiende eeuw. Omvang ca. 352 blz.
Drs. J.A.F. de Jongste, Onrust aan het Spaarne. Haarlem in
de jaren 1747-1751. Omvang: ca. 496 blz.
Verder zijn in voorbereiding studies over De begraafplaatsen
van de graven van Holland en Zeeland in de abdijen en kerken
en over Verzuiling in tien Hollandse gemeenten 1850-1925.
De abonnementsprijs van de Hollandse Historische Reeks,
zowel voor particulieren als voor instellingen bedraagt voor
1984: f 50. Particuliere leden van de Historische Vereniging
Holland ontvangen een reductie op het jaarabonnement; voor
hen bedraagt de abonnementsprijs in 1984: f 45.
Studenten kunnen zich voor maximaal vier jaren abonneren
voor hetzelfde bedrag als particuliere leden van de
Historische Vereniging Holland; bij aanmelding dient het
nummer van de collegekaart te worden vermeld. Voor het
jaarabonnement ontvangt men alle delen die in dat jaar in de
reeks verschijnen. Bij toezending van de delen wordt in 1984
per deel f 10 voor de verzendkosten in rekening gebracht. De
verzendkosten worden niet verrekend wanneer de delen worden
afgehaald op één, van de afhaaladressen. (Voor
Woubruggenaren is het Leidse Gemeentearchief, Boisotkade
2a, het dichtste bij).
Men kan zich opgeven als abonnee door overmaking van het
abonnementsgeld van f 50 resp. f 45, op girorekening nr.
5529035 of rekening nr. 448249383 van de AMRO-BANK, t.n.v.
de penningmeester van de Stichting Hollandse Historische
Reeks te Leiden.
Men dient bij de overschrijving aan te geven waar men de
delen eventueel wenst af te halen.
Indien de delen niet worden afgehaald bedraagt het
abonnementsgeld voor 1984 (2 delen) f 70 resp. f 65.
Van te voren ontvangt u bericht wanneer een deel in de reeks
verschijnt Voor nadere inlichtingen wende men zich tot de
secretaris van de Stichting, dr. H.M. Brokken, Rijksarchief
in Zuid-Holland, Prins Willem Alexanderhof 20, 2595 BE
's-Gravenhage, tel. 070-814381.
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
ONS LANDSCHAP DUIZEND JAAR OUDER DAN AANGENOMEN
Het Nederlandse landschap is veel ouder dan tot nu toe werd
aan genomen. Een onderzoek van de archeoloog prof. H.T.
Waterbolk uit Groningen naar de geschiedenis van dorpen,
akkers en begraafplaatsen in Drenthe heeft aangetoond dat
deze terug is te voeren tot de prehistorie. Tot nu toe werd
aangenomen dat ons landschap pas na de Grote Volksverhuizing
(van de vierde tot de zesde eeuw na Christus) zijn vorm
heeft gekregen.
Waterbolk is er in geslaagd de volledige geschiedenis van
het voormalige dorpje Peelo bij Assen te achterhalen. Het
dorpje is waarschijnlijk 700 jaar voor onze jaartelling
ontstaan en telde toen net als nu drie boerderijen. De
huizen zijn in de loop der tijd enige malen verlegd, maar
sinds de 9de eeuw, liggen ze op de plek waar tegenwoordig
ook nog de boerderijen staan.
Uit het onderzoek mag worden aangenomen dat de meeste andere
Drentse dorpen een zelfde geschiedenis hebben gekend. Zelfs
de Drentse gemeentegrenzen dateren nog uit de IJzertijd.
Waterbolk meent dat ook de landschapsgeschiedenis op de
Veluwe, in het terpengebied en in de Brabantse Kempen tot de
prehistorie is terug te voeren.
(Bron: Algemeen Dagblad, 24 maart 1984)
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
Jacobsladder 1984-2 blz -17-
UIT DE GESCHIEDENIS VAN DE PIESTPOLDER
--------------------------------------
U hebt misschien nog nooit van de Piestpolder gehoord. Heel
begrijpelijk, want het is een klein, onbelangrijk poldertje
langs de Does bij Hoogmade. Het is slechts veertien hectare
groot, maar het leeft desondanks op grote voet; het bestaat
uit drie gedeelten met kaden omgeven, met grondduikers
onderling verbonden om de watergemeenschap met elkaar te
onderhouden c.q. mogelijk te maken. Ik zou er niet toe
gekomen zijn om er over te schrijven, laat staan er iets
over op te zoeken, als men mij er niet van verschillende
zijden om gevraagd had. Enige tientallen jaren geleden
heette het officieel Piespolder en het is juist dat “Pies”
waar men aanstoot aannam. In het buitenland zou men zoiets
niet zo erg gevonden hebben, maar hier kon dat niet langer
meer getolereerd worden. Ik voor mij vond Piespolder ook
niet juist, maar op historische gronden.
In de vorige eeuw, omstreeks 1844, is men begonnen met de
poldernamen officieel vast te stellen. Toen heeft men de "t"
weggelaten, wat fout was en het meest voor de hand liggende
was om de "t" er weer aan te plakken en de oude
oorspronkelijke naam uit het jaar 1593 was weer in ere
hersteld. Heel eenvoudig en logisch, zult u denken. Maar de
belanghebbenden wilden daar eerst niet aan. Men wilde iets
anders, een nieuwe naam welke vooral niet op “pies” leek.
Men dacht aan “Driehoekspolder”, maar het poldertje heeft
meer weg van een trapezium en ook dat kon dus niet. Toen
kwam iemand mij vragen wie de stichter was geweest, teneinde
de stichter te vernoemen. Geen slecht idee. De stichter
heette Rippert Jansz. Bos en aangezien de Boschpolder naast
de Piestpolder ligt, zou de naam Bos- of Rippert J.
Bospolder alleen maar verwarring kunnen stichten. Misschien
zijn er nog andere namen voorgesteld, maar uiteindelijk
heeft men de oude, oorspronkelijke naam in ere hersteld.
Opmerkelijk is ook dat er op Hoogmade al tijd van “de Piest”
gesproken werd en wordt, een naam die al eeuwen oud is
zoals ik u in wat volgt zal laten zien.
“Rippert Jansz. Bos, thimmerman wonende op Hogemade is bij
Dijcgrave en Hogeheemraden van Rijnland geconsenteert dat
hij op een stuck lants gen. de Piest leggende in Jacobswoude
een wintwatermolentgen sal mogen doen stellen om 't selve
lant alsoo drooch gemalen en des te bequamer gebruijct te
mogen worden. Ende dit geduyrende tot wederzeggen. Desen
2den Aprillis 1593”.
Het meest voor de hand liggende is, dat timmerman Rippert
Jansz. Bos het molentje zelf getimmerd heeft. Vroeger deed
men zoiets zelf, men zag niet tegen wat moeite op; men had
er ook zelf het meeste belang bij.
Jacobsladder 1984-2 blz -18-
In latere jaren zijn op de Piest nog twee andere poldertjes
ontstaan: een in 1626, toen "vier morgen lants genaemt de
Piest” werden bepolderd. Er waren dus drie afzonderlijke,
poldertjes door drie molentjes bemalen en het onderhoud en
kosten werden geregeld als blijkt uit de volgende koopacte;
In 1668 verkoopt “Jan Laurisse Witteman woonende bij
Hoochmade in 't openbaer een bouhuysinge met schuyre, barge,
boomgaerdt, staande en gelegen bij Hoochmade in
Esselickerwoude, te verongelden voor anderhalf hont, ten
Noorden begrensd door de Hoochmaesse watering” (de
tegenwoordige Voorwetering). Wat betreft het onderhoud van
het molentje wordt het volgende bepaald: “mits betalende en
contribueerende een gelijc gedeelte tot het onderhout en 't
bemalen van dien”. In andere verkoopacten vond ik “mits
betalende ‘t jaerlicqse maelloon ende reparatie van dien”.
Het jaarlijkse maalloon en de reparaties, van de molentjes
zullen wel de oorzaak zijn geweest dat de ingelanden in 1667
besloten om de drie afzonderlijke poldertjes onder een
bestuur te brengen en het geheel door een molen te laten
bemalen en door het leggen van twee duikers de onderlinge
watergemeenschap mogelijk te maken. Tegelijkertijd werd de
polderkeur voor het eerst vastgesteld:
“In manieren hier naer verclaert is, bij de personen hier
ondergeteyckent, alle ingelanden tusschen de Does ende de
Vrije Grontheerlicheit van Hoochmade en tusschen den
Hoorenwijck (tegenwoordig Zuidzijdervaart genoemd) ende
Claes Joppen van Leeuwen, in den Ambachte van Jacobswoude
geresolveert en geaccordeert omme de landen aldaer gelegen
onder een corpus te brengen, offe van een molen bemaelen te
werden, en dat op de navolgende conditiën”.
Het zou te veel zijn om de zeventien bepalingen hier te
beschrijven of weer te geven. Het zou ook niet nodig zijn.
Het windmolentje op de Piest is reeds verdwenen, de wetering
aan de zuidwestzijde heet tegenwoordig Zuidzijdervaart , de
oorspronkelijke naam Hoornwijk wordt nog slechts weinig
gebruikt. Zou het niet beter zijn om ook deze naam in ere te
herstellen?
De Zuidzijdervaart is meer de west- dan de zuidzijde van
Piest en vrije-grondheerlijkheid van Hoogmade. Hierboven is
genoemd Claes Joppen van Leeuwen, als begrenzing van de
polder. Zijn groothandel in bier lag ten noordwesten van de
Piest. Bij het overlijden van de weduwe en boedelhoudster
van Claes Joppen van Leeuwen werd het geheel verkocht “met
schuyr en bierstal met de vaartuigen ende sleën voor het
vervoer van het bier; ‘t rijnschip met seyl 't reijl en
toebehoren, de schouw en de snebbenschuijt, de paerdeslee en
de twee hantsleën".
Jacobsladder 1984-2 blz -19-
In de loop der eeuwen is er in en langs de Piest veel
veranderd. De naam is weer de oude geworden. De
“biersteeckerij” van Claes Joppen van Leeuwen is er al lang
niet meer en zijn huis in latere eeuwen verbouwd. Nog later
werd het afgebroken waarna er een nieuwe woning verrees.
Het mooie is nog niet verknoeid. Voor hoe lang nog ••• ?
G.B.H. UIJTTENHOUT
*****************************************************
Hieronder plaatsen we de twee jeugdherinneringen van onze
leden J.H. Timmer uit Sleeuwijk en J. Wisman uit Woubrugge.
De heer Timmer zond ons herinneringen aan zijn grootmoeder
Jannetje van Hemessen-van der Laan, de tweede echtgenote van
O.C. van Hemessen. Het was gebruikelijk dat zij in de
familie werd aangesproken met “opoe”.
“Opoe’s” vader, Dirk van der Laan, was zandschipper geweest.
Hij baggerde met een baggerbeugel aan een lange steel zand
uit het Braassemermeer in een schuitje van twaalf kubieke
meter. Dit scheepje zeilde of duwde hij met een lange
polsstok naar de boeren in de omgeving van Woubrugge en
schepte het zand dan in een kruiwagen. Die duwde hij dan via
een loopplank naar de stee of de wal; het laatste zand
schepte hij in manden om ze zo in de kruiwagen te kiepen.
Overgrootvader Van der Laan moest zo hard werken, dat hij
zich geen tijd gunde om zijn pijp te stoppen. Dat deed opoe
voor hem. Als zestienjarige dochter ging ze mee om te
helpen, onder andere aan het touw trekken dat de beugel
omhoog deed komen. Als de pijp brandde stopte ze hem
overgrootvader in de mond.
Toen ze vijfentachtig jaar was vertelde ze nog wel eens deze
verhalen en dan liet zij ons (vier broertjes Timmer) als
vader of moeder het niet zagen “pijpje roken”. Opoe deed dan
vol ijver mee en kon ook “kringetjes blazen”. We rolden dan
door de kamer van de lol. Het was een pracht mensje, zo vol
humor en altijd tevreden.
Op zevenentachtigjarige leeftijd moesten zij en wij ons huis
uit, dat de Duitsers een kwartier later met de grond gelijk
maakten. Het was 14 april 's avonds half tien. Ik ben samen
met haar uit ons huis weggegaan, terwijl mijn ouders en
oudere broers nog wat kleding en dergelijke bijeen
probeerden te garen.
Die klap heeft haar erg aangegrepen. Enkele maanden daarna
kreeg ze een beroerte die haar langzaam heeft gesloopt. Mijn
moeder heeft haar onder moeilijke omstandigheden tot vijf
dagen voor haar overlijden in 1948 verzorgd, terwijl we in
twee kamertjes leefden van 1945 tot 1948.
Jacobsladder 1984-2 blz -20-
Kort hierna zijn we naar ons nieuwe buis gegaan. Het geheel
heeft mijn moeder erg aangegrepen. Nu ze zelf oud is (op 26
december 1983 werd deze dochter van O.C. van Hemessen
negenentachtig jaar) heeft ze het er steeds weer over".
De heer J. Wisman stuurde ons de volgende herinneringen aan
zijn jeugd in Woubrugge:
“Gehoorgevend aan uw verzoek om jeugdherinneringen op te
halen voor leeftijdgenoten, doch meer speciaal bestemd voor
de jongere generatie, die de toekomst nog voor zich heeft,
ter vergelijking hoe bevoorrecht men nu is met radio,
pick-up, cassetterecorders, televisie en b.v. diverse
sporten als ontspanning tegenover ca. 65 jaar geleden een
pathephoon (grammofoon), toverlantaarn en als sportspel:
hinkelen of bikkelen, knikkeren, touwtjespringen, wat
balspel zoals kaatsen en gym op school en thuis dammen of
schaken en andere gezelschapsspelletjes als Halma of Mens
erger je niet waren goed voor de winteravonden of
zondagmiddag.'s Zomers kon je dan nog gaan fietsen,
vliegeren, zwemmen of met de roeiboot het water op en ‘s
winters o.a. schaatsrijden of met de prikslee op het ijs.
Ook met paard en arreslee (de z.g. arretikker) opgetuigd het
ijs op was een feest. De vakanties van school gingen meestal
op aan logeren bij familie of een dagje uit met de
paardekoets naar de speeltuin “De Vink” even buiten Leiden
of zee-plezier aan het strand in Katwijk of Noordwijk.
Daarmee was het vroeger dan bekeken en vaak ging je met
vriendjes op zoek naar andere bezigheden. In de polder was
altijd wel wat te beleven als je met de polsstok springend
over de sloten ging. Vooral in het voorjaar op zoek naar
kievits- of eende-eieren of erger kattekwaad, waarbij we dan
vaak te maken kregen met ene koddebeier, jawel, de
veldwachter Van Hemessen.
Maar daarmee kon je je ook niet altijd ledig houden en ging
je je vermaak zoeken in clubverband. Zo herinner ik me, dat
kort na de eerste wereldoorlog 1914-1918 er een
mandolineclub opgericht werd (het lied “Ik ben dol op een
mandolien” moest toen nog geboren worden). Er kwam toen ook
een voetbalclub, doopnaam ik meen ONA (Oefening Na Arbeid),
ene Kroes bestuurslid, ik dacht Gerrit, die nu in het
bejaardenhuis woont. De club speelde dan meestal wekelijks
zomersavonds tegen clubs uit de Rijnstreek op een weiland
ca. 100 meter verwijderd van het tegenwoordige VVW-veld,
waar nu de kleuterschool staat. Training was er niet bij en
de voetbalplunje zag er vaak gevarieerd uit. Van de "kick
and rush"-voetballers waren vooral de senioren na zwaar
dagwerk vaak bij de rust al aan vervanging toe. Het was dan
leuk te mogen invallen als junioortje, nadat je eerst
geholpen had om de ballen uit de sloot te vissen.
Jacobsladder 1984-2 blz -21
Alle poespas van tegenwoordig was er nog niet bij en je
speelde voor de ontspanning en zo mogelijk te winnen.
Een andere club die toen opgericht werd, was de padvinderij
door een groepje jongens, waarvan een aantal dagelijks, weer
of geen weer, fietsrijdend samen het voortgezet onderwijs in
Oudshoorn of Alphen aan den Rijn genoot. Nu zo'n zestig jaar
geleden met slechte wegen en vaak een slechte fiets met of
zonder trappers en dan alleen een pin met houten blok erom,
een kaars- of carbidlamp aan je stuur met een handrem op het
voorwiel (de torpedo-naafrem was toen hier onbekend) was dit
dagelijkse ritje uit Woubrugge naar de scholen elders vaak
een taai werkje en ‘s winters bij strenge vorst ook over het
ijs mogelijk. Maar we hadden het over de padvinderij,
waarvan we iets hoorden over Baden Powell uit Engeland, nu
een legendarische figuur als jeugdleider, militair/verkenner
in diverse Engelse oorlogen, o.a. de Boerenoorlog in
Zuid-Afrika, later benoemd tot Lord en Chief Scout of the
World om zijn verdiensten. Een club werd opgericht rond
1920, padvindersuniformen aangeschaft met hoed, koppelriem
met leliegesp en ringen om fluit en mes vast te hangen. Gele
shawl met ring om de nek geknoopt. Een echte hoornblazer
benoemd met een patrouilleleider en assistent en dat alles
geleid door een echte hopman uit Alphen, die ook van pas
zelf kleermaker was en ons allerlei brave dingen leerde,
zoals spoorzoeken/verkennen, kampvuur aanleggen, marcheren
en als groet drie vingers aan je hoed en verder behulpzaam
zijn. Bij slecht weer en ‘s winters was er binnen op het
kantoor van “De Dageraad” van W. Boot les in figuurzagen uit
triplex en andere handvaardigheden. Zo'n jeugd vergeet je
niet gauw meer en ook het boerenleven, waarin je opgroeide
niet, maar daarover later meer”.
*****************************************************
ZUIDHOLLANDSE ARCHIEVEN IN BOEKVORM SAMENGEBRACHT
In het Provinciehuis te Den Haag heeft Mr. M. Vrolijk,
Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland, op donderdag 8
maart het eerste exemplaar, van de gids “De archieven in
Zuid-Holland” in ontvangstgenomen uit handen van Dr. F.C.J.
Ketelaar, voorzitter van de Vereniging van archivarissen in
Nederland. Deze gids is het tiende deel uit een landelijke
reeks die sedert 1979 bij Samsom uitgeverij te Alphen aan
den Rijn verschijnt. In de delen wordt per provincie een
overzicht gegeven van de inhoud van de
archiefbewaarplaatsen van rijk, gemeenten en waterschappen.
Van deze reeks zijn al de volgende delen verschenen:
Drenthe, Gelderland, Zeeland, Noord-Brabant, Groningen,
Overijssel, Noord-Holland, Amsterdam en het Algemeen
Rijksarchief.
Aan het thans gereed gekomen deel is door alle archivarissen
in ZuidHolland meegewerkt. Van elke stad, dorp, waterschap
en polder, waarvan archieven bewaard zijn gebleven, zijn
gegevens in de gids verwerkt. Daarnaast wordt ook
informatie verschaft over de archieven van het provinciaal
bestuur en zijn voorlopers (staten en graven van Holland)
en de instellingen van het rijk in de provincie Zuid-Holland
Jacobsladder 1984-2 blz -22-
(bijvoorbeeld rechtbanken en waterstaat).
Deze serie waardevolle “vindboeken” heeft bij het publiek
een goed onthaal gevonden. Dit hangt samen met de toenemende
populariteit waarin de openbare archieven zich de laatste
jaren mogen verheugen. De kosteloze raadpleging van
archieven van rijk, provincies en gemeenten en
waterschappen trekt veel bezoekers naar de
archiefbewaarplaatsen van de overheid. Men ontdekt verrast
dat daar grote hoeveelheden gegevens voor wetenschappelijk
onderzoek en voor nasporingen van genealogische en
lokaal-historische aard liggen opgetast.
Hoewel de wettelijke openbaarheid van de overheidsarchieven
al vele tientallen jaren bestaat, functioneert deze pas als
de archieven ook toegankelijk zijn gemaakt. Het personeel
van de verschillende archiefdiensten heeft vooral na de
oorlog een grote hoeveelheid “vindmiddelen” tot stand
gebracht, die de archiefbezoeker op allerlei manieren
aangeven hoe de inhoud van de archieven aan een systematisch
onderzoek onderworpen kan worden.
Zo zijn er op vele duizenden archieven, die in de
Nederlandse overheidsarchieven berusten, ingangen gemaakt
zoals de archiefinventarissen, indexen en lijsten van
archiefbestanddelen, als ook catalogi op kaarten, foto's en
andere verzamelingen. Maar voor het beantwoorden van een
aantal fundamentele vragen, waarmee men bij het entameren en
bij de voortzetting van een onderzoek in de archieven
geconfronteerd wordt, was tot voor kort geen systematische
vraagbaak aanwezig. Met de serie archievenoverzichten wordt
deze lacune voor heel Nederland opgevuld. Een feit waarvan
men in buitenlandse archiefkringen met respect kennis heeft
genomen, zonder het voorshands ergens op deze schaal te
kunnen navolgen.
De overzichten geven antwoord op een groot aantal vragen,
waarvan de belangrijkste is: waar vind ik de archieven die
ik voor mijn onderzoek nodig heb? En onder meer ook deze:
zijn er van die archieven inventarissen en andere toegangen
beschikbaar? Wanneer kan ik op welk adres terecht om de
gewenste archiefstukken in te zien? Al deze gegevens worden
in de archievenoverzichten per archiefbewaarplaats
verstrekt, ook van de in het algemeen minder bekende
gemeentearchieven zonder vaste archivaris. De archieven van
personen en particuliere instellingen krijgen eveneens de
volle aandacht en dat geldt ook voor de verzamelingen van
kranten, kaarten, prenten en foto's.
Het Zuid-Hollandse deel is het omvangrijkste deel van de
hele serie (compleet met index 930 bladzijden in twee
banden). Dit houdt verband met het grote aantal gemeenten
en waterschappen in deze provincie. Daardoor zijn er zoveel
archiefstukken dat die een rij zouden vormen van Den Haag
tot Utrecht als ze achter elkaar geplaatst zouden worden. In
een uitvoerige historische inleiding wordt de ontwikkeling
van de verschillende archiefvormende instellingen geschetst.
De prijs kon binnen aanvaardbare grenzen worden gehouden
omdat subsidie werd verleend door het Ministerie van
Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, het Provinciaal Bestuur
van Zuid-Holland, de M.A.O.C. Gravin van Bylandtstichting
(Den Haag) en de Stichting Bevordering Volkskracht
(Rotterdam). De prijs van “De archieven in Zuid-Holland”
bedraagt f 98. Het boek is in de boekhandel verkrijgbaar.
Jacobsladder 1984-2 blz -23-
------
Van de bestuurstafel 1
Eerste-lustrumviering met boek over
Otto Cornelis van Hemessen 2
Feestelijke herplaatsing historische grenspaal 3
Een grensgeschil tussen Woubrugge en Rijnsaterwoude 3
Molens in de gemeente Woubrugge 6
Geluidsarchief 6
Een taaie kip 6
Ik herinner mij ……(6) 7
Grepen uit de wordingsgeschiedenis van de
Nederlandse hervormde gemeente te Hoogmade (3) 8
Molenlezing 9
Dijkdoorbraak zette Polder Vierambacht onder water 10
Hollandse Historische Reeks 15
Ons landschap duizend jaar ouder dan aangenomen 16
Uit de geschiedenis van de Piestpolder 17
Jeugdherinneringen (1) 19
Zuid-Hollandse archieven in boekwerk samengebracht 21
In de volgende nummers van dit blad 22