Jacobsladder 1983-4
D E J A C 0 B S L A D D E R
Orgaan van de
Historische Vereniging
"0tto Cornelis van Hemessen"
Woubrugge
september/oktober 1983
3e jaargang, nummer 4
Jacobsladder 1983-4 blz -1
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
DE JAC0BSLADDER september 1983
Tweemaandelijkse uitgave van de
Historische Vereniging "0tto Cornelis van Hemessen”
te Woubrugge
Opgericht: 12 juni 1979
-
Beschermheer : D. Brouwer de Koning.
burgemeester van Woubrugge
Redaktie : H.J.Bosman en H.van der Wereld
Stencilwerk : C. Kroon
Bestuur : H.J. Bosman, voorzitter,
Dokter Lothlaan 22,
2431 AC Woubrugge,
tel. 01729--8807;
H. van der Wereld, secretaris,
Acaciastraat 26,
2404 VB Alphen aan den Rijn;
R.Heemskerk Düker-Bulk,penningmeester
Boddens Hosangweg 94
2481 CB Woubrugge
G.J. Keyser, bestuurslid,
Leidse Slootweg 4,
2481 KH Woubrugge;
W.K.Korteling, bestuurslid,
Emmalaan 4,
2481 BA Woubrugge
Contributie: f 12,50 per jaar, te voldoen op onze rekening
bij de Rabobank te Woubrugge, nr.3524.14847
giro: 95108.
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
Voor de eerste maal in het bijna vijfjarig bestaan van onze
vereniging hebben we meegedaan aan de braderie in Woubrugge.
Die werd dit jaar op woensdag24 augustus op de Comriekade
gehouden. Velen van u hebben in "Het Witte Weekblad” al
kunnen lezen dat die deelname voor onze vereniging een
groot succes is geweest! We konden ongeveer twintig nieuwe
leden inschrijven, waaronder de honderdste: de heer J.W.
Wisman, Emmalaan 26 in Woubrugge. Hij woont nog maar kort in
ons dorp (om precies te zijn sinds 15 augustus). . In 1911
te Woubrugge geboren verhuisde hij op 12-jarige leeftijd
naar elders, om uiteindelijk na vele jaren weer terug te
keren naar zijn geboortedorp. Voorzitter Herman Bosman
overhandigde de heer Wisman, in aanwezigheid van onze
beschermheer en het verenigingsbestuur, een boek over de
historie van onze gemeente. Gedurende de hele dag had onze
stand, waarin naast de historische vereniging ook het Museum
“Van Hemessen” werd gepresenteerd, grote belangstelling. De
albums met oude dorpsfoto's hadden veel aftrek. Veel animo
was er ook voor het wedstrijdelement: het raden van het
jaarsalaris in 1896 van veldwachter Otto van Hemessen. Een
paar "uitgekookten” begonnen driftig te bladeren in het door
ons uitgegeven boekje over Van Hemessen. Ja, kunst····!
Velen kwamen niet op dat idee en zodoende werden er
jaarsalarissen genoemd van vijftig gulden tot tweeduizend
gulden. Uiteindelijk besliste het lot: van de zeventien
goede uit de drieënzeventig deelnemers won mevrouw Flerig
uit Leiden de uitgeloofde prijs, een grote foto van het oude
gemeentehuis.
Voor een vergroting van deze foto op het formaat 30x40 cm à
tien gulden was overigens ook veel belangstelling, evenals
voor de setjes met oude prenten van Woubrugge. Voor
kinderen was de echte oude handdrukpers een leuke
trekpleister.
Al met al is de braderiedeelname voor ons een goeie greep
geweest.
Volgend jaar staan we er weer!
Dan nu even een ernstig woordje. Een aanzienlijk aantal
leden heeft voor het lopende jaar nog steeds de contributie
niet betaald. Tot nu toe hebben wij nog steeds onze uitgaven
aan hen toegezonden, maar
Jacobsladder 1983-4 blz -2
daar kunnen we natuurlijk niet mee blijven doorgaan. Voor
postabonnees gaat met iedere zending ongeveer anderhalve
gulden aan portokosten de kas uit. Vandaar het dringende
verzoek aan iedereen die nog moet betalen dat zo snel
mogelijk te doen, want anders is dit de laatste
Jacobsladder die u van ons ontvangt. Neemt u even contact
op met onze penningmeesteresse, Ria van Heemskerk Düker,
Boddens Hosangweg 94, Woubrugge, tel. 01729-8283. Laat ons
svp niet in de kou staan en blijft een trouw lid van onze
vereniging.
Voor het komend winterseizoen hebben we vier avonden
gepland. De eerste avond zal gehouden worden op:
DINSDAG 15 NOVEMBER
Onze secretaris vertelt u dan het verhaal over een moord
door een Woubruggenaar, in 1804 gepleegd op zijn zwager. De
dader werd voor zijn daad ter dood veroordeeld. Na de
koffiepauze laat de heer B. van Wijk uit Woubrugge films
zien over boten, zeilen en ijszeilen in en om Woubrugge.
Noteert u alvast de datum: 15 november, 20,00 uur in “De
Wijk” te Woubrugge.
Voor januari, maart en mei staan ook avonden gepland. Dan
komen polders, restauratie van oude gebouwen en molens in
onze gemeente aan de orde. De data daarvan leest u in ons
novembernummer.
Op de avond van 15 november is voor belangstellenden ook de
herdruk van het boek "Het witte huis aan de wetering”
verkrijgbaar. U leest daar elders over in deze aflevering
van “De Jacobsladder”.
Begin 1984 verschijnt de kroniek van Woubrugge en Hoogmade
over 1983 en in mei “Molens in de gemeente Woubrugge”.
We hopen dat we hiermee een aantrekkelijk programma hebben
samengesteld en dat de avonden zullen slagen door een grote
opkomst! U weet het: introducés zijn altijd van harte
welkom.
Op 1 september trouwde in ons gemeentehuis ons vroegere
bestuurslid Wendelmoet Faber met Jean Koek uit Leiden. De
voorzitter bezocht de receptie. Vanaf deze plaats nog onze
gelukwensen aan het paar, dat zich in Leiden heeft
gevestigd.
In juni 1984 zal onze vereniging vijf jaar bestaan. Over hoe
we daaraan aandacht zullen besteden beraadt het bestuur
zich nog.
Hervormde Kerk in Hoogmade kan worden gerestaureed!
Toen het bericht bekend werd, dat er voor de hervormde
kerken in Hoogmade en Hazerswoude geld beschikbaar kwam
voor restauratie, was de reactie van de Hoogmadese
kerkvoogd Oppelaar: “Het werd een keer tijd”. De kosten van
de restauratie worden op ongeveer 350,00 gulden geraamd. De
eigen bijdrage, die de Hoogmadese hervormde gemeente in de
restauratie zal moeten geven, levert volgens, de heer
Oppelaar geen problemen op. Men heeft de afgelopen jaren een
aardig fonds kunnen opbouwen en een bijdrage van tien
procent in de restauratiekosten levert geen problemen op.
De voormalige rooms-katholieke kerk van Hoogmade was in 1729
dermate vervallen, dat men overging tot nieuwbouw. Deze
nieuwbouw staat er heden ten dage nog en werd gebouwd op de
fundamenten van de vorige kerk. In 1904 werd er op verzoek
van de toenmalige predikant ds. H.J. de Pree door de
kerkvoogdij een consistoriekamer aangebouwd.
Een naam die onverbrekelijk met deze kerk is verbonden is
die van ds.
Jacobsladder 1983-4 blz -3
J. de Jong, wat betreft de restauratie van 1954. Hij zag de
noodzaak van een restauratie in en begon na een afwijzing
van Monumentenzorg zelf geld in te zamelen door middel van
preekbeurten in de omgeving en kollektes en een veldtocht op
papier. In vijf jaar tijd kwam er ruim f 14.000 in het
restauratiefonds. Na lang aandringen kwam van het rijk
bericht, dat ze met vijftig procent aan de restauratie zou
bijdragen. Ook provincie en gemeente bleven niet achter.
Nadat men in juni 1954 met de restauratie was begonnen kon
de kerk kort voor kerstmis 1954 weer in gebruik worden
genomen. In 1954 zijn voornamelijk het interieur en de
buitengevels aan de orde geweest. Er is toen aan de
overkapping niets gebeurd, al zijn toen wel de verrotte
ondereinden van de sporen provisorisch gerepareerd en zijn
klossen onder de destijds ook al verrotte koppen van de
gordingen gezet.
De Leidse architect Bob van Beek heeft een technische
omschrijving van de uit te voeren werkzaamheden in 1979
afgerond en in grote lijnen wil men zich gaan bezighouden
met:
- herstellingen aan de kapconstructie, voornamelijk
gordingeinden en enige balkkoppen;
- gedeeltelijk vervangen van de sporen;
- beborden van de schuine dakvlakken, isoleren van deze
vlakken en opnieuw voorzien van de oudhollandse pannen;
- vervangen van de mastiek dakbedekking van het platte deel
van het dak;
- vervangen van gootbodems en muurplaten;
- nieuw zink en loodwerk op het dak en in de goten
aanbrengen;
- behandelen van de gevels d.m.v. injecteren tegen
optrekkend vocht;
- behandelen van de gepleisterde binnenzijde van de gevels;
- vervangen van de zoldervloer;
- aanbrengen van een nieuwe wijzerplaat ten behoeve van het
uurwerk;
- zowel de buitenzijde als de binnenzijde van de kerk te
schilderen.
Op het eerste gezicht lijkt het of de kerk eerst afgebroken
en dan weer opgebouwd wordt. Gelukkig is dat niet het geval.
Architect Van Beek noemt het “groot onderhoud”, maar omdat
we toch wel graag willen weten wat er nu precies gaat
gebeuren hebben we kontakt gezocht met een restaurateur, die
ons dit mondeling uit de doeken gaat doen tijdens een
lezing.
Wilt u meer weten over deze kerk en haar geschiedenis dan is
er het boekje “ Tweehonderdvijftig jaar kerk aan de Does”
van H. van der Wereld, waaruit ik o.a. de gegevens voor dit
artikel gehaald heb. Het boekje is voor f 25 in beperkte
mate nog verkrijgbaar bij de kerk voogdij: Zuideinde 51d in
Rijpwetering. De opbrengst komt geheel ten
Jacobsladder 1983-4 blz -4-
goede aan het restauratiefonds.
De historische vereniging hoopt, dat de restauratie vlot en
voorspoedig zal verlopen en hoopt u en alle andere
belangstellenden spoedig te ontmoeten op de lezing, waarvan
wij u de juiste datum nog zullen laten weten.
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
OUD-BURGEMEESTER MR.H.M. VAN FENEMA (82) OVERLEDEN
Op 23 juli 1983 overleed te Bilthoven Mr. H.M. van Fenema,
van 1 maart tot en met 31 juli 1946 waarnemend burgemeester
van de gemeente Woubrugge.
Hector Marius van Fenema werd op 4 mei 1901 te 's-Gravenhage
in een burgemeestersfamilie geboren. Zijn voorvaderen waren
burgemeesters van Leeuwarden, maar zijn vader was officier.
Hij studeerde rechten aan de universiteit van Groningen, na
aldaar het gymnasium te hebben doorlopen. Na zijn studies te
hebben beëindigd, bestudeerde hij in Brussel op het Palais
Mondial, een internationaal georiënteerd wetenschappelijk
instituut, waar onder andere alle ter wereld verschenen
wetenschappelijke geschriften in systeem zijn gebracht,
onder leiding van de Belgische hoogleraar Otlet, de
verschillende methoden van administratie. In het bijzonder
richtte hij zijn aandacht op het zogenaamd decimaal stelsel
van Dowy, dat door middel van cijferreeksen de meest
verscheiden gegevens classificeert en dat tegenwoordig in de
meeste Nederlandse gemeenten wordt toegepast. Na enige jaren
te zijn verbonden aan de N.V. Steenkool Handelsmaatschappij
te Rotterdam, richtte hij een onderneming op, die zich bezig
hield met de uitwisseling van octrooien en patenten, vooral
met Amerika. De Duitsers liquideerden deze onderneming in
1940, waarna mr. Van Fenema zich eerst als secretaris van de
directie en daarna als adjunct-directeur verbond aan het
Rijksbureau voor non-ferrometalen in Den Haag. Koper, goud
en zilver ressorteren onder de non-ferrometalen en stonden
bovendien in de hinderlijke belangstelling van de bezetters.
De minst actieve periode van zijn leven bracht mr. Van
Fenema dan ook door bij de vordering van de legendarische
acht miljoen kg koper, die “in het water viel”. Hij diende
het Rijksbureau voor Non-ferrometalen van 9 september 1940
tot 1 maart 1946.
Toen in 1943 de reserve-officieren zich moesten aanmelden
dook mr. Van Fenema onder. Natuurlijk ging hij (een Fries
van geboorte, die zelf een boerderij in Friesland had) naar
het noorden. Maar na enige tijd waagde hij het in Huis ter
Heide terug te keren, voorzien van een vals bewijs dat hij
een SD-agent was. Reeds in september 1944 is hij toen
opgetreden als commandant van de Binnenlandse
Strijdkrachten in Den Dol-der.
. .
In de moeilijke dagen vlak na de bevrijding werd hij van 23
juli tot 29 november 1945 waarnemend burgemeester van
Woerden en van 1 maart tot 1 augustus 1946 tijdelijk
burgemeester van Woubrugge. Hoewel hij bij geen enkele
politieke partij was aangesloten kan gezegd worden dat mr.
Van Fenema een sociaal voelend en vooruitstrevend man was.
De korte tijd die hij na de bezetting waarnemend
burgemeester van Woerden en Woubrugge was, leerde hem dat in
samenwerking veel te bereiken is. Maar daarnaast ook het
initiatief nemen, aanpakken. In Hoogmade was een stinksloot
nabij de bebouwde kom, die voor iedereen een bron van
ergernis was. De Woubrugse arts dr. L.E. Loth zei hem: “U
krijgt die ook niet weg; vier burgemeesters hebben zonder
succes getracht daaraan een einde te maken, maar het lukte
niet”. Toch kon het. Nu vindt men daar ter plaatse een laan,
die op voorstel van de leider van de KVP de “Van Fenemalaan”
gedoopt werd. Burgemeester Van Fenema was er niet
Jacobsladder 1983-4 blz -5-
trots op,
maar vond het toch aardig omdat het illustreerde dat er met
gepast doorzetten iets te bereiken is. Dat het voorstel om
zijn naam op die manier bij de Hoogmadenaren te laten
voortleven uitging van de katholieke raadsfractie, terwijl
hij toch protestant was (mr. Van Fenema was meelevend lid
der Nederlands hervormde kerk), is een bewijs, dat hij
gelukkig met alle partijen goed kon samenwerken.
Mr. Van Fenema wijdde zich na zijn Woubrugse periode aan de
export van bouwmaterialen naar Scandinavie.
Met ingang van 1 februari 1948 werd hij benoemd tot
burgemeester van Zandvoort. De wederopbouw van deze
badplaats stimuleerde hij krachtig; een groots opgezet plan
moest Zandvoort brengen op hoger niveau dan voor de oorlog,
een ontspanningscentrum waarvan iedereen zou kunnen
genieten. Betere verbindingen van tram en spoorwegen
moesten het dorp gemakkelijker bereikbaar maken, de opbouw
van hotels in verschillende prijsklassen werd met kracht ter
hand genomen, zonder dat daarnaast de woningbouw werd
verwaarloosd. Het karakter van de vermakelijkheden diende
verbeterd te worden. Niets mocht nagelaten worden om
Zandvoort een waardige plaats te doen innemen in de rij van
Europese badplaatsen. Burgemeester Van Fenema werd op 2
februari door zijn voorganger te Zandvoort geïnstalleerd.
Hij bleef eerste burger van de badplaats tot 1 juni 1966,
waarna hij zich vestigde in het Brabantse Rijsbergen. Later
verhuisde hij naar Frankrijk, maar in 1982 keerde hij terug
naar Nederland, waar hij zich vestigde in Zeist. Na zijn
overlijden werd zijn lichaam te ruste gelegd te Ginneken
(N.Br.).
Hans van der Wereld
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
Jacobsladder 1983-4 blz -6-
DIAMANTEN HUWELIJKSFEEST
C.H. VAN HEMESSEN en M.J. VAN HEMESSEN-VAN DER VIS
De bruid geboren in Boskoop en de bruidegom in Woubrugge
vonden elkaar zo rond de twintiger jaren in Alphen aan den
Rijn, waarna zij op 16 augustus 1923 in het boomkwekersdorp
elkaar het jawoord gaven.
We hebben het zestig jaar later over het diamanten
bruidspaar C.H. van Hemessen en M. J. van Hemessen-van der
Vis (81). Cornelis Hendrikus van Hemessen werd op 9 juli
1899 geboren als jongste kind van Otto Cornelis van Hemessen
en Jannetje van Hemessen-van der Laan. Tot 1 september 1923
woonde Cor van Hemessen in Woubrugge; met ingang van
genoemde datum vertrok hij naar Alphen aan den Rijn waar hij
werkte bij de firma Samsom aanvankelijk als electricien en
later als particulier chauffeur van de familie Samsom. Ruim
vierenveertig jaar heeft hij met veel genoegen deze functies
vervuld en met enige trots wijst hij op de hoge koninklijke
onderscheiding die hem bij zijn veertigjarig
arbeidsjubileum ten deel viel.
Naast de vreugde bij dit diamanten huwelijksfeest was er een
kleine tegenslag, namelijk, dat de bruid de eerste
bruidsdagen in het Rijnoordziekenhuis moest worden opgenomen
van wege een kleine ingreep in haar rechterhand. Omdat de
receptie op 8 juli in hotel Toor reeds was besproken werd
door de artsen goedgevonden, dat zij in ieder geval deze
receptie aanwezig mocht zijn. Bijzonder gelukkig was het
bruidspaar, dat ook hun zoon en schoondochter uit Canada
voor dit feest naar Holland waren overgekomen.
De heer Van Hemessen is al geruime tijd lid van onze
vereniging en een trouw bezoeker van onze avonden. Het
bestuur van de historische vereniging heeft uit naam van
alle leden op de feestelijke dag een bloemstukje laten
bezorgen, vergezeld van de hartelijke gelukwensen.
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
IK HERINNER MIJ...(3)
De belangstellende, tevens chronologisch denkende lezer zal
wellicht na verwerking van mijn herinneringen in het
juni/julinummer van “De Jacobsladder” ditmaal een zogenaamd
“brugpraatje” hebben verwacht. Anders gezegd: een praatje
over een der markante bruggen in de twee-eenheid van onze
gemeente. Maar nog voor de jaren 1953 en 1965, toen de
renovatie der bruggenhoofden plaats vond, vertoonde zich -
chronologisch gezien een kleurig palet bijzonderheden.
Uit 1951 herinner ik het jubileum van de gemeentegeneesheer
aan de kop van de Dokter Lothlaan in juni, de honderd jaar
oude reconstructie van de Nederlandse gemeenten op de
grondprincipes van de gemeentewet van Thorbecke d.d. juli
1851, een nationaal te herdenken feit. In augustus 1951
maakten we met elkander mee, dat de brandweergarage in de
Kerkstraat geopend kon worden, tevens de basis vormend voor
het gemeentemuseum (opening 1953); een zeer belangrijk feit
deze opening, evenwel van geheel andere allure dan de
inwijdingsdienst op 31 oktober van de uit 1653 daterende
Nederlandse Hervormde kerk, na de grondige restauratie.
Deze opsomming ten bewijze, dat er heel wat tevoorschijn
komt, wanneer men zijn herinneringenkastje eens open doet.
Voor dit maal zou ik het genoemde eeuwfeest als hoofdschotel
willen opdienen voor de beide gemeenten Hoogmade en
Woubrugge, die eerst op grond van de nieuwe wetgeving
samengevoegd konden worden in 1855. Wellicht klinkt het
zojuist gebruikte woord “eeuwfeest” wat vals in de oren.
Soortgelijke, voor sommigen nimmer verteerde en steeds weer
te bediscussiëren gevoeligheden nu terzijde latend, moge
als realiteit opgehaald, dat de gewijzigde gemeentewet
bedoelde allereerst alle gemeenten gelijk te schakelen. Geen
onderscheid meer tussen grote en kleine gemeenten,
opheffing van het verschil tussen stedelijke- en
plattelandsgemeenten, beëindiging van de toen nog officieel
bestaande buurtschappen en grietenijen. De tot die datum
geldende afhankelijkheid van koninklijke reglementen maakte
plaats voor een wettelijke regeling van het gemeentewezen,
gebaseerd op autonomie, zelfbestuur èn openbaarheid. De
rechtstreeks gekozen leden van het gemeentebestuur dienden
beschouwd en vertrouwd te worden als vertegenwoordigers van
de burgerij. Mogelijk klinkt dit alles nu wat afgezaagd,
maar toen was het nieuw, evenals de vastomlijnde
bevoegdheden voor de drie bestuursorganen: raad,
burgemeester en wethouders en de burgemeester. Ten aangaande
van de benoeming van de laatste kende men destijds noch de
profielschets noch
Jacobsladder 1983-4 blz -7-
de inspraak, dus belangrijk minder kans op trammelant.
Het onderwerpelijke honderdjarig jubileum werd door de
regering als een nationale zaak gezien. We leefden toen
onder het tweede kabinet Drees, vijftien man sterk, geen
mevrouwen, geen staatssecretarissen.
In dit kabinet beheerde mr. J.H. van Maarseveen de
portefeuille van Binnenlandse Zaken. Deze minister nu had
aan de gemeentebesturen verzocht zo mogelijk op de avond
van woensdag 5 juli 1951 een raadsvergadering te beleggen
en aldaar een radio toestel te doen plaatsen. De minister
was voornemens om 20.00 uur een radiorede te houden, die
namens de gemeenten beantwoord zou worden door de voorzitter
van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, destijds mr.
P. J. Oud, burgemeester van Rotterdam en initiatiefnemer van
deze samenspraak. Zo gevraagd, zo gedaan. Plaatselijk kon
daar een en ander om heen worden gefantaseerd. Na deze
officiële toespraken nog eens met eigen impressies aan te
komen dragen, scheen weinig aantrekkelijk, mede omdat van
tevoren niet bekend was wat er nu we1 gezegd zou worden en
op welk niveau. Een hoog niveau om het des te interessanter
te doen lijken, dan wel een laag niveau voor iedereen te
verstaan. In Woubrugge werd de raad uitgeschreven tegen
19.00 uur, waardoor er tijd genoeg was voor bijzonderheden
uit de dorpen Hoogmade en Woubrugge, voorgeschoteld aan de
raadsleden en aan een aanzienlijk aantal toehoorders.
Doorgaande op de gewijzigde basis van besturen anno 1851,
die zojuist werd aangekaart, veroorloof ik mij, er van uit
te mogen gaan, dat de gemeentenaren van nu belangstelling
zullen hebben voor hun voorgangers van toen. Toen is een
goede honderddertig jaar geleden of wel vijf à zes
generaties.
De algemeen gangbare alfabetische volgorde aanhoudend, moge
dit overzicht als eerste Hoogmade behandelen, een
zelfstandige gemeente met 259 inwoners. Het is een
statistisch gegeven, evenals de begrotingscijfers van f
724,86 aan ontvangsten en f 661,93 aan uitgaven. Het batig
saldo van bijna f 63 zal men ook toen wat aan de lage kant
hebben geacht, althans dat schijnt wel aannemelijk. Het
beheer van de geldmiddelen en de overige taken van de
gemeentelijke huishouding was opgedragen aan het raadslid
en tevens voorzitter J.B. Samsom, de assessoren F. v.d.
Berg en K. v.d. Meer en de raadsleden dokter Pietersz. de
Koning, K. van Wieringen, A. Hillenaar en A. van de
Nieuwendijk. Welk een terrein voor de liefhebbers om eens na
te pluizen, welke binding er met deze naamgenoten bestaat,
dan wel te reconstrueren zou zijn! Een ander vraagje: de
raad huurde voor f 44 per jaar een kamer “tot het houden der
secretarie”. Waar was die kamer en waar hield men
Jacobsladder 1983-4 blz -8-
de raadsvergadering? In de notulen van de eerste
raadsvergadering na
5 juli 1851 (22 juli d.o.v.) kan worden gelezen: “Door den
burgemeester wordt mededeling gedaan der thans in werking
zijnde wet tot regeling van de zamenstelling, inrigting en
bevoegdheid der gemeentebesturen, door de grondwet
gevorderd. Aangenomen voor kennisgeving”
De wedden van burgemeester, secretaris en ontvanger
bedroegen respektievelijk f 110, f 90 en f 32, terwijl de
ook in Koudekerk dienstdoende veldwachter f 90 per jaar
ontving. Dit bedrag voor deze functionaris (die toen nog
geen rijwiel tot zijn beschikking had) schijnt nog
redelijk, wanneer dit wordt vergeleken met jaarlijks f 10
voor de brandweer: onderhoud en toelagen voor de
spuitgasten. Nadere salarisschalen bijvoorbeeld voor het
onderwijs en de gemeentewerklieden zouden dit ruwe overzicht
slechts minder leesbaar maken. Daarom zonder bruggen van
Hoogmade naar Woubrugge met 1.443 inwoners. Aldaar
vergaderde de raad voor de 1aatste maal voor de herziening
op 6 juni 1851, hetgeen tevens de laatste raadsvergadering
van burgemeester C. Kempenaar was, die 30 juli na veertig
dienstjaren op 74-jarige leeftijd overleed. Uitgaande van
1851 en daarop veertig jaren in mindering brengend komt men
uit in 1811, toen men sprak van de maire onder frans
toezicht. De zuivering, die we na 1945 kenden, bleek in de
jaren 1813/1814 nog niet zo rigoureus. Kempenaar bleef en in
de vijftiger jaren, waaraan thans alle aandacht wordt
besteed, werd het secretariaat te Woubrugge vervuld door
zijn zoon J.K. Kempenaar, tevens notaris. De assessoren
waren dokter Gerbrand Swart en C. Hoogwerff, de leden -
behalve de burgemeester - A. Schouten, K. Los, C. van Dam en
K. Groenewegen.
Na de bedeling, na het overlijden van de voorzitter kwam de
raad voor de eerste maal op 21 augustus 1851 bijeen. Het
vastbladig notulenboek vermeldt: “De vergadering wordt door
den assessor, fungerend burgemeester als voorzitter met een
woord van hulde aan den op den 30sten der vorige maand
(July) overleden Burgemeester dezer gemeente, den
Edelachtbaren Heer C. Kempenaar en met een woord op de
nieuwe verordening van zaken, welke men door de invoering
van de onlangs afgekondigde Gemeentewet aanvankelijk is
ingetreden en verder tegemoet gaat, geopend”. Deze
letterlijke aanhaling, ten bewijze, dat ook de notulering
zich niet alleen door de schrijfmachine meer heeft aangepast
aan de zakelijkheid van nu.
Het schijnt voor het huidig geslacht interessant om te
vernemen, dat de wedden van de burgemeester en de secretaris
samen f 475 bedroegen (laatstgenoemde ontving f 300); de
gemeente-ontvanger mocht zich zelf de somma van f 138,87
uitbetalen en f 190 aan de veldwachter. Van overige
Jacobsladder 1983-4 blz -9-
ambtenaren op de secretarie, de brug of langs de weg werd
niet gesproken: ze waren er niet, zelfs geen werkster in het
gemeentehuis. Bij de burgemeester thuis was er een werkkamer
en met f 100 per jaar werd het medegebruik van de
"Regtkamer" geregeld. Inkomsten ad f 4650,35 en uitgaven ten
belope van f 3859,31 brachten een voordelig saldo van
welhaast f 800. Zeker niet om over naar huis te schrijven,
maar blijkbaar wel om na honderddertig jaar nog eens af te
stoffen.
(wordt vervolgd) VAN WAGENINGEN
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
VIJFTIG JAAR GELEDEN VERSCHEEN DE EERSTE GEMEENTEGIDS
Sinds 1971 kennen we in onze gemeente het verschijnsel
“gemeentegids”.. Sindsdien wordt dit nuttige en handzame
naslagwerkje bijna ieder jaar huis aan huis in Woubrugge en
Hoogmade bezorgd. Iedereen kent het boekje, maar minder
bekend is het feit dat in 1933, dus nu precies een halve
eeuw geleden, de eerste gids verscheen. Dat gebeurde maar
meteen in regionaal verband: het boekje was opgezet als
“Gids voor Leimuiden, Rijnsaterwoude, Woubrugge en het
Hollandsch Meerendistrict”. Uitgeefster was het "Nationaal
Uitgevers en Reclame-Bureau" in Vlaardingen. Eigenlijk was
het geen gemeentegids in de ware zin van het woord maar meer
een toeristengids. Voor ons is natuurlijk het Woubrugse
gedeelte het interessantst. Woubrugge beslaat overigens ook
precies de helft van het zesendertig pagina's tellende,
keurig gedrukte boekwerkje, waarvan een gezicht op het
Braassemermeer op het omslag is afgebeeld. Burgemeester J.E.
Boddens Hosang schreef het voorwoord:
“De uitgeefster van deze gids was zoo vriendelijk mij in de
gelegenheid te stellen een voorwoord, een inleiding of
aanbeveling te schrijven.
Is dat wel noodig? vraag ik mij af. Een zoo welverzorgd
boekske, dat bedoelt bekendheid te geven aan het vele mooie
en goede, wat ons eigen vaderland - ditmaal binnen de
grenzen onzer gemeente - biedt, zal zelf zijn weg wel
vinden.
Toch voldoe ik gaarne aan het verzoek, omdat het mij in de
gelegenheid stelt, de uitgeefster dank te zeggen voor hare
zorgen hieraan besteed, omdat ik vurig hoop dat velen, zeer
velen, den met de uitgifte bedoelden roep verstaan en in
onze gemeente vele aangename uren, dagen of weken zullen
doorbrengen.
J.E. BODDENS HOSANG,
Burgemeester van Woubrugge.
October 1933."
Hierna volgt een beschrijving van de gemeente Woubrugge, die
we om haar charme hierna letterlijk weergeven:
Jacobsladder 1983-4 blz -10-
“Ten Oosten van Leiden, nabij het Braasemermeer, temidden
van grazige weiden, met wijdsche vergezichten over typisch
Hollandsch polderland, daar ligt het, sinds eeuwen bestaande
en nog steeds te weinig bekende, Woubrugge. Van horizon tot
horizon heerlijke wijde ruimte, overspannen door hooge
hemelbogen, waarlangs de dikke wolken als mollige
wattenrollen glijden, ligt het dorpje langs de
Hijmanswetering verspreid. Jagend puffen de duizenden
vrachtbooten voorbij, statig zeilen de turfschippers door
de pittoreske wipbrug, vroolijk glijden de jachtjes met
sierlijke tuigage langs het oude dorpskerkje. Wie kent niet
de Braasemermeer met haar wuivend riet, met haar veele
kreeken en gaten, waar schichtig het waterhoentje, de
plevier en de reiger wegschieten op het naderend gerucht?
Waar de aalscholvers in zwarte vlucht wegduiken om
verrassend elders op te duiken. Wie houdt niet van het
prachtig polderland, door blinkende slooten in zoovele
vlakken mathematisch doorsneden en gestoffeerd door de oude
windmolens met klapperende wieken? Ons land is mooi, doch
men moet zich de moeite getroosten het schoone te willen
zien.
Teneinde aan dit dorp nu meerdere bekendheid te geven,
bedoelt dit boekje mede te werken. Nu schuilt er
onmiskenbaar een gevaar in het beschrijven eener gemeente
in boekskes, welke beoogen meerdere belangstelling voor
haar te wekken. Wel iedere schrijver toch komt
onwillekeurig onder den invloed van wat hem in eigen
omgeving boeit en is dus geneigd de waarde daarvan te
overschatten. Waarschijnlijk zal dit ook wel hier het geval
zijn; in hoeverre echter, wordt aan de beoordeeling van den
bezoeker gaarne overgelaten.
Vóór we haar of hem een rondwandeling willen aanbieden,
eerst iets over het verleden, waartoe wij het woord
verleenen aan den Heer H. de Boer, hoofd der Chr. school te
Woubrugge.
Ongeveer 2 K.M. ten Oosten van het tegenwoordige dorp
Woubrugge staat aan den weg, welke Alphen aan den Rijn met
Rijnsaterwoude verbindt een eenvoudig monumentje, aldaar in
1913 ter gelegenheid van de onafhankelijkheidsfeesten
geplaatst. Drie jaar later werd er tegenover aan de andere
zijde van den weg een hardsteenen bank gezet. Deze twee
gedenkteekenen vertolken een belangrijk gedeelte van de
geschiedenis van Woubrugge. In het monument staan de
woorden gebeiteld: "Herinneringen aan het verdwenen dorp
Jacobswoude" en "Geen muren verduren der ure geweld” met de
jaartallen 1747 en 1913. De bank dient ter herinnering aan
de kerk, welke daar eens gestaan heeft en waarvan de toren
als laatste
Jacobsladder 1983-4 blz -11-
overblijfsel in 1747 werd afgebroken.
In 823 kreeg de ridder Jacob van Woude van Keizer Lodewijk
den Vromen deze streek als Heerlijkheid in leen. Hij bouwde
er te midden van uitgestrekte bosschen zijn kasteel: het
huis “Ter Woude”. De woningen zijner onderhoorigen vormden
er langzamerhand het dorpje Jacobswoude. Zendelingen
verkondigden er het Evangelie en het heidendom werd door het
Christendom verdrongen; er werd eerst een houten kapel
gebouwd, die later, door een steenen kerk met toren werd
vervangen.
Toen in het begin der 16e eeuw de Kerkhervorming begon,
bleek ook de kerk van Jacobswoude voor haar invloed
toegankelijk. Haar jonge Pastoor, Johannes Pistorius, was
de Hervorming toegedaan en verkondigde de "nije leere" aan
zijn gemeente. Van Jacobswoude vertrok Jan de Bakker naar
Woerden. Daar werd hij gevangen genomen en den 15den
September 1525 om des geloofswil verbrand. In 1925 werd in
den voorgevel van de Ned. Herv. Kerk te Woubrugge een
gedenksteen aangebracht, om de herinnering aan dezen Pastoor
van Jacobswoude te bewaren.
In 1566 moet de bekende Hageprediker Jan Arendszoon van
Alkmaar ook te Jacobswoude hebben gesproken.
Door de prediking van beide bovengenoemden en van anderen
werd geheel Jacobswoude Protestantsch, in tegenstelling met
het dorp Hoogmade, dat overwegend Roomsch-Katholiek bleef.
De Hoeksche en Kabeljauwsche twisten hebben ook in deze
streken gewoed. De Heeren van Jacobswoude behoorden tot de
Hoeksche partij. Tijdens de regeering van de ongelukkige
Gravin Jacoba van Beyeren, die zelf aan het hoofd harer
troepen in deze environs twee veldslagen leverde, werd het
kasteel “Ter Woude” verwoest (1426). Het werd niet herbouwd.
Ook het dorp Jacobswoude was tot den ondergang gedoemd, zij
het door andere oorzaken. Hevige stormen en overstroomingen
hadden langzamerhand de bosschen doen verdwijnen en de
Heerlijkheid Esselijkerwoude den Heer-Jacobswoude
grootendeels veranderd in een veenmoeras. Men begon het veen
uit te graven; de turf werd naar de Woudwetering vervoerd,
om dan ingescheept en verzonden te worden; zoo ontstonden er
steeds meer en steeds grooter veenplassen, zoodat het dorp
Jacobswoude eindelijk schier als een eiland in het water
lag.
Een rijmpje uit dien tijd voorspelde al; waar dit op uit
moest loopen:
- 't Venen geeft hun wel 't bestaan,
- Maar eens zal 't dorp daardoor te gronde gaan.
De bewoners verlieten de een na den ander Jacobswoude en
vestigden zich langs de Woudwatering, waar handel en vertier
door het laden en vervoer van turf steeds toenamen.
Jacobsladder 1983-4 blz -12-
Het aantrekkelijke van het dorp was er nu voor velen af, te
meer daar ook de kerk reeds was verdwenen. Bij de
Woudwatering werd een ander kerkje gebouwd.
De veenplassen werden later door twaalf watermolens
drooggelegd en er ontstond een groote polder, die zich over
vier Ambachtsheerlijkheden uitstrekte en daarom den naam van
“Vierambachtspolder” ontving.
Het polderbestuur kocht de laatste huizen van Jacobswoude na
taxatie op en liet deze alle opruimen; ook de Jacobstoren
werd afgebroken. Zoo was in 1747 het laatste spoor van
Jacobswoude verdwenen.
Maar intusschen was langs de Woudwatering een nieuw dorp
ontstaan, dat naar de brug, die reeds vóór het jaar 1505
over de Woudwatering lag, den naam kreeg van Woubrugge.
De eerste bewoners vestigden er zich in het begin der 16e
eeuw, zoodat het tegenwoordige dorp ruim vier eeuwen oud is.
Als blijk van den betrekkelijken welstand der bewoners en
bloei van hun godsdienstig leven, werd in 1653 het eerste
primitieve kerkje gesloopt en een nieuwe Ned. Herv. Kerk
gebouwd, die architectonisch een merkwaardigheid en een
sieraad voor het dorp was en nog altijd is.
In die kerk heeft Dr. Alexander Comrie, een Schot van
geboorte, van 1735 tot 1773 het Evangelie verkondigd.
De naam van dezen bekenden theoloog met de namen van Jan de
Bakker en Jan Arendszoon maken de geschiedenis dezer
gemeente vooral uit kerkhistorisch oogpunt van belang.
Wie door deze korte schets werd opgewekt, om de historie van
Woubrugge beter te leeren kennen, die raadplege de beide
boeken, geschreven door den Heer O.C. van Hemessen Sr,
Archivaris dezer gemeente: 1e “Een wandeling door Woubrugge
en Hoogmade” (verschenen in 1904) en 2e “Jacobswoude en
Woubrugge” (verschenen in 1932) en die verzuime vooral niet,
de oudheidkundige tentoonstelling in het Raadhuis te
bezoeken, waar de Heer Van Hemessen allerlei voorwerpen
heeft bijeengebracht, die betrekking hebben op het verleden
van Woubrugge en Hoogmade.
En toch, al is de geschiedenis nog zoo interessant, ook het
heden moet iets bieden, wil het in staat zijn de
belangstelling van het gansche nu levende geslacht te
boeien. Daarom is Woubrugge eveneens trotsch op haar
waterpartijen aan het Braasemermeer waar men kan visschen en
zeilen, waar men kan zwemmen en genieten van al wat flora en
fauna bieden, daarom is Woubrugge dankbaar dat de Does met
zoovele zijstroompjes riante natuurtaferelen biedt, welke
aan bekende kunstschilders als wijlen Evert Pieters, van
Wijngaarden, Vredenburgh, Smissaert en zoovele anderen uit
binnen- en buitenland studieobjecten boden.
Jacobsladder 1983-4 blz -13-
Hoevele bekende persoonlijkheden uit Nederland en Koloniën,
zelfs uit den vreemde, hebben in deze vredige landelijke
rust niet verpoozing gevonden na afmattenden arbeid.
Maar ook - neen juist - voor dezen tijd klemt de vraag:
hoevelen hebben juist in dezen tijd niet behoefte aan
gelegenheid tot zichzelve te komen, hoe veler geluk wordt
niet gediend, indien men na den dagelijkschen arbeid
gelegenheid vindt tot eenig verpoozen in de brije natuur!
Wanneer U de huurprijzen eens vergelijkt welke in de stad
voor een etage betaald worden, met die, waarvoor in de
heerlijke ongereptheid van weiden en waterplas een heel huis
met tuin verkregen wordt, dan is er alle reden bij U zelf de
vraag eens te stellen of ook voor U het forens worden, met
verlaging van lasten en aan de andere zijde bovendien
zooveel meerdere vrijheid, niet de oplossing is. Waarom
niet?
De forensenbelasting is afgeschaft zooals U weet; om de
verbinding? Och dat is een questie van wennen. De
autobusdienst A.D.W.A.L. brengt U binnen een half uur in het
hartje van Leiden en trouwens wie heeft tegenwoordig nog
niet een motorfiets of bescheiden autootje? Om de
belastingen dan? De tegenwoordige tijdsomstandigheden
stellen wel zulke eischen aan alle gemeentelijke budgetten
dat verschillen in opcentenheffing wel zéér spoedig tot het
verledene zullen behooren, daarom behoeft U dus niet het
forens worden af te wijzen. Om de gemakken van de stad? Het
waterleidingbedrijf levert U water en het
Electriciteitsbedrijf electrische energie zooveel U maar
wilt, neen waarlijk er zijn niet zooveel redenen waarom men
het platteland behoeft ten achter te stellen, overweegt U
nog eens de vraag welke U gesteld werd, is Woubrugge niets
voor U?
Maar al zoude het zich vestigen in Woubrugge nu eens om deze
of gene redenen onoverkomelijke bezwaren met zich brengen,
er U vacantiedagen doorbrengen kunt U er zeker.
Wie wil zeilen of roeien op het Braasemermeer, vindt bij de
Woubrugsche jachtwerf “Hollandia” schepen zooveel hij maar
wil, wie wil visschen op Does of Wijde Aa kan bij Colijn en
van Goozen te Hoogmade en bij Harskamp en van Dorp in
Woubrugge zooveel vischbootjes huren als hij maar wil, wie
kampeeren wil vindt overal gelegenheid zijn tenten in de
meest letterlijken zin van het woord op te slaan en wie door
het buiten-zijn versterking van den inwendigen mensch
behoeft, die vindt daartoe in hotel Swama de gezellige
antieke eetzaal gereed, met spijzen en dranken tegen modern
tarief.
Een afzonderlijke vermelding verdient het volgens
Amerikaansch-Engelschen stijl gebouwde landhuis “The Wigwam
en Dépendances”, voorzien van
Jacobsladder 1983-4 blz -14-
alle comfort, als stroomend water, electrisch licht, vaste
waschtafels enz. The Wigwam, die ruimte biedt voor 6
personen, wordt per maand of per seizoen verhuurd, in de
dépendance kan men tegen matigen prijs logies bekomen.
Wie van antiquiteiten houdt, die bezichtige de verzameling
welke door den heer van Hemessen zoowel in het Raadhuis als
in een leegstaand schoollokaal met groote zorg en vakkennis
is bijeengegaard en gebracht. Zoo zou men door kunnen gaan
en het vele schoons wat de gemeente bezit kunnen opnoemen of
aandikken ... en schrijver dezes zou in de fout vervallen
zijn waartegen hij in den aanvang waarschuwde. Daarom is het
beter dat al het niet vermelde, worde samengevat in de
uitnoodiging: komt en ziet zelve, overtuigt U persoonlijk
van wat Woubrugge biedt, wij wenschen er U vele gelukkige en
rustige uren, dagen, weken of jaren toe.
Woubrugge telt 2578 ingezetenen. Haar bevolking vindt
gelegenheid godsdienstoefeningen bij te wonen in 2 Hervormde
Kerken (voorgangers Ds. Jellema en Ds. Waardenburg), een
Roomsch Katholieke Kerk te Hoogmade (Pastoor Borsboom), een
Gereformeerde Kerk (voorganger Ds. Nauta) en de samenkomsten
welke de Protestantenbond in den winter geregeld met
wisselende voorgangers organiseert. De schooljeugd vindt in
4 scholen, één Chr. school (hoofd de heer de Boer), één R.K.
school (hoofd de heer Bosman) en twee openbare scholen
(hoofden de heeren Zijderveld en Frankhuijzen) gelegenheid
zich voor het leven voor te bereiden. Gemeentegeneesheer is
L.E. Loth, arts te Woubrugge, terwijl een actieve afdeeling
van het Groene Kruis (met wijkzuster) nuttig arbeidsveld
gevonden heeft.
Vereeniging zoowel op gebied van sport (voetbal en hockey)
als op dat van ontspanning (harmoniecorpsen, mandoline-,
schaak-, en zangvereenigingen) als op sociaal terrein
(ziekenhuis verpleging, ziekenfondsen, afdeeling van de R.K.
Land- en Tuinbouwbond, R.K. Volksbond,
Middenstandsvereeniging en dergelijke) maken er het leven
veelzijdig en nuttig.
Per A.D.W.A.L. is Woubrugge en Hoogmade te bereiken:
Leiden (Turfmarkt) 8.15 10.30 12.30 2.40 4.05
6.15 8.10
Hoogmade 8.40 10.55 12.55 3.05 4.30
6.40 8.35
Woubrugge 8.50 11.05 1.05 3.15 4.40
6.50 8.50
Alphen (Nutsgeb.) 7.05 9.20 1.35 5.15 6.10
Woubrugge 7.25 9.40 1.55 5.30 6.30
Jacobsladder 1983-4 blz -15-
Zondags geen dienst, feestdagen gewone dienst”.
Tot zover deze beschrijving van Woubrugge uit 1933.
De hele Woubrugse middenstand van die dagen adverteerde in
het boekje:
“Woubrugsche Jachtwerf” G. van Wijk, J. Westmaas “Compleete
Woninginrichting”, schildersbedrijf C. Wijsman,
kolenhandel J. Molenaar, motor en autodiensten Fa. Gebr.
Windhorst, Bochove “manufacturen, heeren & dames modes,
heerenkleeding”, bakker D. Oudshoorn en autobusonderneming
Keessen en Langhout, om er maar enkele te noemen.
U ziet het, onze zo bekende gemeentegids is eigenlijk niets
nieuws (al treffen we bovenstaande poëtische beschrijvingen
er niet meer in aan).
Ook vijftig jaar geleden, in 1933, kende men al een
dergelijk vademecum!
Hans van der Wereld
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
De middeleeuwen zijn ondenkbaar zonder de kerk, alhoewel de
geschiedenis van de middeleeuwen geen kerkgeschiedenis is.
Dat komt, omdat de kerk en samenleving een zeer nauwe band
met elkaar, hebben en daardoor niet los van elkaar te
bestuderen zijn.
We zullen eerst eens kijken hoe de organisatie van de kerk
in de vroege middeleeuwen was.
Men had in het, toenmalige Europa net een paar eeuwen
Romeinse bezetting achter de rug van het grootste deel van
dit gebied. De bestuurlijke opbouw van het Romeinse rijk
stond voor de kerk model. Elke stad kreeg zijn eigen
bisschop. In bijzondere steden, zoals Rome, Constantinopel,
Alexandrië en Jeruzalem, kwam de kerk onder een patriarch te
staan.
Het aantal bisschoppen in Italië, Spanje en Zuid-Frankrijk
was aanzienlijk, omdat er een. groot aantal steden te
vinden was. Nu nog treffen we in plaatsen, die volgens onze
begrippen geen stad zouden zijn, een bisschop of een
kathedraal aan, hoewel laatstgenoemde niet meer als
bisschopskerk functioneert.
De streken die minder invloed van de Romeinen hebben
ondervonden, als Noord-Galië, Germanië en de Britse
eilanden, hadden ook beduidend minder steden, waardoor het
christelijk geloof er ook pas later vaste voet kreeg.
Alleen voor Ierland kunnen we een uitzondering maken, omdat
de Ierse kerk zich ontwikkelde, geïsoleerd van het vaste
land, waardoor ze gebruiken kreeg die afwijken van die van
het vasteland. Er waren in Ierland wel bisdommen, maar de
bisschoppen leefden in de schaduw van de abten. Bij elke
stam hoorde een abdij, waarvan de abt meer gezag had dan de
bisschop. Zodoende kreeg Ierland een kerkorganisatie
Jacobsladder 1983-4 blz -16-
die meer monachaal (monniken maken de dienst uit) dan
episcopaal (bisschop maakt de dienst uit) was. Het Ierse
monnikenleven was georiënteerd op het strenge benedictijnse
leven, waarmee Patrc en zijn volgelingen hadden
kennisgemaakt in Zuid-Gallië. Deze ascetische levenswijze en
de drang tot zwerven importeerden ze in Ierland. Het op deze
wijze georiënteerde monnikenleven had wel afwijkende
aspecten, maar het heeft ook bijgedragen aan de kerstening
en verdieping van het geestelijk leven in Schotland,
Engeland en het Frankische rijk, waar de monniken in de
vijfde en zesde eeuw het christendom brachten. Ze hebben er
beroemde kloosters gesticht zoals Iona en Lindisfarne in
Schotland, Luxeuil, Sankt Gallen en Bubbio op het vasteland.
Na de kerstening van Engeland vanuit Rome stonden in de
zevende eeuw de Rooms-continentale en de Ierse tradities
tegenover elkaar; de Roomse heeft uiteindelijk gewonnen.
De organisatie van de plattelandskerken
---------------------------------------
In het Frankische rijk waren de plattelandskerken
ondergeschikt aan de landelijke organisaties. Dit hield in,
dat de heer van een dorp, die een kerk had gesticht, hem ook
in eigendom had. Hij mocht hem weggeven of verkopen en na
zijn dood kwam ze aan zijn erfgenamen. Hij stelde de pastoor
aan en beschikte over de inkomsten van de kerk. Hij mocht de
kerk alleen niet liquideren en later moest hij een deel van
de kerkelijke inkomsten reserveren voor de dienstdoende
geestelijke. In de twaalfde eeuw is dit systeem onder
invloed van de hervormingsbeweging afgezwakt.
De opkomst van het pausdom
--------------------------
De bisschop van Rome was volgens traditie de opvolger van de
apostel Petrus. Het heeft eeuwen geduurd voordat hij als
paus en hoofd van de kerk algemeen werd erkend, binnen de
Romeinse wereld. De bisschoppen van Rome hebben door hun
aanspraken, gestaafd met bijbelteksten, steeds opnieuw te
stellen, hun autoriteit gevestigd. Belangrijk was hierbij
ook dat de kerstening van Engeland omstreeks 600 leidde tot
hechte banden tussen de Angelsaksische kerk en Rome.
Angelsaksen als Bonifatius brachten die relatie over naar
het Frankische rijk.
Lange tijd had de paus naar de keizer in Constantinopel te
luisteren, die hem ook diende te beschermen. Maar toen de
keizer door de aanvallen der Mohammedanen niet in staat was
om te helpen, heeft de paus zich omstreeks 750 naar het
westen gericht. Hierdoor werd het koningschap van Pippijn
mogelijk; het keizerschap van Karel de Grote in 800 was er
de bekroning van. De Byzantijnen hebben het primaatschap van
de
Jacobsladder 1983-4 blz -17-
paus eigenlijk nooit echt aanvaard. Na veel getwist gingen
de kerken van Oost en West in 1054 uiteen.
Ketterijen
----------
In de tijd dat de geloofsleer nog niet met kerkelijk gezag
geformuleerd was ,kwamen er vooral in het Oosten meningen
naar voren die afweken van de gangbare meningen. De
belangrijkste onder deze ketterijen was het arianisme dat,
heel simpel gezegd de godheid van Christus loochende. In 325
werd het veroordeeld tijdens het concilie van Nicea.
Aangezien de Oostgermaanse volken ariaans waren had dit
politieke gevolgen t.a.v. een samensmelting met de Romeinen,
omdat de orthodoxe Romeinen ze haatten.
Toch kwamen de ernstigste ketterijen in het westen pas
omstreeks 1200, omdat de Westerse christenheid veel
praktischer dacht, dan het filosofisch-beschouwelijke denken
van de christenen in het Oosten. Vaak hebben deze ketterijen
ook een sociale en nationale achtergrond, b.v. bij de
Albigenzen en Waldenzen (13e eeuw) en bij de volgelingen van
Huss en Wycliff (15e eeuw).
Verhouding Kerk en Staat
------------------------
In theorie was het zo dat het geestelijke en het wereldlijke
twee niet van elkaar te scheiden zaken waren. Scheiding van
kerk en staat was iets onmogelijks. De kerk beheerste het
leven. Zij begeleidde de mensen op aarde en bereidde hen
door middel van de sacramenten op het hiernamaals voor.
Daarom moesten zondaars, ook al waren het keizers, terecht
gewezen worden, b.v. de openbare boetedoening van keizer
Theodosius (390 na Chr.) Zo was de theorie; maar de praktijk
was meestal anders. De Westerse rijken waren christelijke
rijken. Staatkundige expansie hield tevens kerstening in; op
de onderwerping van de Saksen door Karel de Grote volgde een
gedwongen overgang tot het christendom. De door hem
Jacobsladder 1983-4 blz -18-
gestimuleerde opbloei had als voornaamste doel, de clerus
door middel van goed onderwijs beter voor zijn taak toe te
rusten.
Ieder was tegelijk onderdaan van de koning en van de kerk.
De kerk was een soort superstaat; ze overkoepelde in zekere
zin alle christelijke rijken. Niemand kon vrij zijn
godsdienst kiezen, want door de doop was men onwetend in de
christelijke gemeenschap ingelijfd.
Afval van het geloof of ketterse ideeën er op na houden,
maakten iemand tot een outcast, die door de kerkelijke
instanties zo hard mogelijk aangepakt moest worden. Zij
vormden het grote gevaar voor de gelovigen. De vorsten zagen
dat kerstening, ook van veroverde gebieden, politieke
voordelen had. Ze beschermden dus de kerk, maar tot een
ideale samen werking tussen vorst en clerus kwam het meestal
niet. De vorst dreef meestal zijn zin door, want in de
praktijk waren kerk en paus betrekkelijk machteloos. Ze
hadden geen concrete machtsmiddelen om hun wil op te leggen
aan de vorsten. Wel konden ze door het uitspreken van de
banvloek (uitstoten uit de christelijke gemeenschap) en het
onthouden van de sacramenten aan een streek of land, hun
wensen kracht bij zetten.
In de vroege middeleeuwen, waarin het christelijke geloof
nauwelijks geworteld was, was er van een overwicht van het
pausdom op de Westerse wereld niets aan te merken.
De clerus was in de vroege middeleeuwen helemaal opgenomen
in het maatschappelijk bestel. Bisschoppen en abten waren
lieden van aristocratische huize, die ook na hun wijding
politiek bedreven en de strijd niet schuwden. Ze konden ook
niet veel anders, want toen ze eenmaal in het politieke
stelsel waren opgenomen als leenheer of leenmannen, bleef er
nauwelijks tijd over voor de zielzorg.
De vorsten bemoeiden zich overal met de benoeming van de
hoge geestelijkheid en de lage geestelijken in de dorpen
waren niet of nauwelijks geschoold. Ze waren meer boer dan
geestelijke en meestal geheel afhankelijk van hun heer,
omdat deze over de militaire middelen beschikte, De
geschiedenis van het pausdom in de vroege middeleeuwen laat
dan ook niet veel anders zien dan een pausdom dat geheel van
vorstensteun af hankelijk was.
(Wordt vervolgd) Wim Korteling
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
+ +
+ Dinsdag 15 November a.s.houdt de secretaris een lezing +
+ over "Een moord op het Braassemermeer" (1804) +
+ ------------------------------- +
+ en laat de heer B.van Wijk films zien over: +
+ "Boten, Zeilen en IJszeilen in en om Woubrugge". +
+ ----------------------------------------------- +
+ De aanvang is bepaald op 20.00 uur precies. +
+ "De Wijk", Schoolstraat 20, Woubrugge - +
+ Introducees zijn welkom. +
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
Jacobsladder 1983-4 blz -19-
VI. De toestand op de dorpen
Zover is na te gaan uit de bij de onder-prefect ingekomen
berichten, heeft de omwenteling in de dorpen zeer
geleidelijk plaatsgevonden. De 18de november komen van
Oudshoorn, Aarlanderveen en Alkemade, Sassenheim, Warmond en
Hillegom berichten in, dat alles rustig is en dat nog geen
Oranjevlaggen op de torens waren geplaatst. De maire van
Alkemade schrijft zelfs, dat hij die dag voor het eerst door
de schippers uit Amsterdam en Haarlem oranje had zien
dragen, doch dat dit geen invloed scheen te hebben op de
bevolking. Uit Alphen kwam geen bericht, daar de maire zich
had verwijderd. Alleen dreigden de boeren in Aarlanderveen,
Oudshoorn en Woubrugge naar Leiden te trekken, om de
gevangenen van de April-beweging te bevrijden. Dit plan
bleef bij het zenden van een deputatie en gaf tot geen
verdere rustverstoring aanleiding, daar spoedig aan deze
wens werd voldaan.
Te Hillegom kwamen die dag enige personen uit Lisse vragen
om de vlag op de toren te plaatsen, waarop de maire terstond
een vlag uit Haarlem liet ontbieden, “als begrijpende, dat
eene weigering in dit oogenblik zeer te onpas zouden komen
en de heilzame bedoeling om alle wanorde af te weren zeer
tegen zoude werken” (1).
De 19de schrijft de onder-prefect Gevers “les tours ont été
pavoisés”. Waarschijnlijk is op die dag in de meeste dorpen
de Oranjevlag gehesen, zonder verzet en zonder
onregelmatigheden. Te Aalsmeer geschiedde dit reeds op 17
november. De vreugde was daar algemeen en er werd een
optocht gehouden met trommen en Oranjevlaggen, waarbij de
maire zelf vooraan ging (2).
De terugkomst van de gevangenen gaf te Aarlanderveen geen
aanleiding tot opstootjes, daar de maire de voorzorg had
genomen om met de advocaat Kluit hen tot Koudekerk tegemoet
te reizen en de menigte tot kalmte had aangemaand.
Langzamerhand komt er op enige plaatsen wijziging in het
bestuur, maar op de meeste dorpen bleef alles bij het oude.
De 19de november meldde de maire van Voorhout, dat
Sassenheim en Voorhout elk een eigen voorlopig bestuur
wensten en dat men de heer Van Pallandt tot president van
Sassenheim wilde maken; voorlopig hield de onder-prefect
dit echter tegen.
Meer beweging was er te Oudshoorn, waar P. van der Lee, de
hoofdman van de April-beweging, zich weer openlijk
vertoonde. Er werd aldaar de 19de november een voorlopig
bestuur gekozen met W.F. van Helsdingen
Jacobsladder 1983-4 blz -20-
als president en zeven leden waaronder P. van der Lee. De
maire schijnt op de hand geweest te zijn van dit bestuur,
maar de adjunctmaire L. Kalkoven beklaagde zich hierover bij
Gevers, aan wie ook door het voorlopig bestuur van de
verandering werd kennis gegeven. Deze zuiver revolutionaire
daad ging voor Gevers, die zich overigens in deze dagen vrij
lijdelijk betoonde, toch wat te ver. Hij schreef de 21ste
november aan “het zich noemend Regeeringsbestuur van
Oudshoorn”:
“Gij begrijpt, Mijne Heeren, dat ik Ulieden in uwe
hoedanigheid als uitmakende de Regeering van Oudshoorn niet
kan erkennen. - De wijze, waarop de Heer Maire van Leiden
zich vier personen heeft geassumeerd om hem in deze
belangrijke oogenblikken te assisteeren heeft nog eenige
schijn van ordre. Ik raadde U_dus aan, om dezelfde weg in te
slaan en de Hr. Maire en Adj. Maire te blijven erkennen en
dat deze dan eenige weinige personen tot zich neemen om hen
desnoods in de gegeven omstandigheden met raad en daad bij
te staan. – “Ik beveel U onderwerping en ondergeschiktheid
aan, om met gelatenheid af te wachten ‘t geen de Hemel over
ons land en uwe Gemeente beslooten heeft”.
Dit hielp; de adjunct-maire assumeerde zich vier personen,
namelijk Van Helsdingen en M. Kloos, die ook tot het
voorlopig bestuur behoorden, benevens de twee
oud-burgemeesters J. van der Stoel en Cornelis Voorbij; de
rust werd niet verstoord.
De overgang in de dorpen ging zo kalm, dat zich de 23ste
november twaalf à veertien, jongelieden bij Six van
Hillegom, de maire van Hillegom, aanmeldden om in het leger
van de prins opgenomen te worden. Hiertoe achtte hij zich
wel niet bevoegd, doch hij liet de vrijwilligers daarop naar
Den Haag gaan, zonder enige poging om hen tegen te houden.
Dezelfde dag passeerden Scholten en Kemper op hun tocht naar
Amsterdam en verzochten zij hem de bekende proclamatie af te
kondigen. Hij weigerde dit, doch toen de commissarissen bij
hun vertrek aan het volk mededeelden, dat zij bij de maire
een proclamatie ter afkondiging hadden achtergelaten en het
volk hierop te hoop liep, liet de maire terstond de
proclamatie afkondigen. Als postscriptum voegt Six aan zijn
bericht hierover toe, dat J.J. Huiser, oud-schout van
Hillegom, zich bij hem vervoegd heeft met een aanstelling
van Van Stirum om vrijwilligers voor de prins te werven en
verzoekt hij hoe hij handelen moet op het verzoek van Huiser
om een publicatie hiervan af te kondigen.
Dit, is het laatste bij de onder-prefect ingekomen
schrijven, het
Jacobsladder 1983-4 blz -21-
toont geheel de geleidelijke overgang ten platte lande, waar
de Hollandse maires in hun hart geheel stonden aan de zijde
van de nationale beweging en ambtelijk slechts enige
reserves in acht namen, tot het ogenblik daar was om
onomwonden met geheel hun gemeente zich aan de zijde van de
prins te scharen.
Alleen in het begin van 1814 schijnt er enige ontevredenheid
op de dorpen tot uiting gekomen te zijn, hetgeen aanleiding
gaf tot het zenden van Kozakken. Overigens vinden wij
slechts berichten van het doortrekken van vrijwilligers en
het passeren van leden van het vorstenhuis. De 14de januari
1814 passeerden te Leiden negentien veerschuiten volgepropt
met vrijwilligers uit Amsterdam, - waarschijnlijk het 2e
bataljon, dat het garnizoen te Breda ging versterken, - en
zo kwamen er alle dagen uit verschillende plaatsen. Enkele
malen werden ook opgevangen Fransen naar Woerden gezonden.
De 8ste januari kwam de prinses door, begeleid door een
erewacht van een twintigtal boeren te paard uit Hazerswoude,
Koudekerk en Alphen, die als Oranje-kozakken met pieken
gewapend en netjes in het blauw gekleed waren. Zij droegen
een oranje sjerp met witte kwastjes en ronde hoeden,
versierd met een roset en een W op een oranje lint. Op
dezelfde wijze deed deze erewacht dienst bij de doortocht
van de prinses-weduwe van Oranje.
0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0
Noten:
------
1. Brief aan de onder-prefect
2. Dagrapport van de maire van Alkemade, 18 November 1913
0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0
In het vorige nummer van “DE JACOBSLADDER” vertelden wij u
al dat de voorbereidingen voor een heruitgave van dit
jeugdboek in volle gang waren. “Het witte huis aan de
wetering” zal binnenkort als herdruk gaan verschijnen. Het
wordt momenteel bij Repro Holland BV in Alphen aan de Rijn
gedrukt. Omstreeks 1 november worden de boekjes afgeleverd
en kan met de verkoop worden gestart. De prijs zal f 10
bedragen. Voor dat bedrag komt u dan in het bezit van een
uniek jeugdboek dat speelt in ons eigen Woubrugge. Tal van
oudere Woubruggenaren zullen personen uit dit boek
herkennen, hoewel de auteur hen een andere naam gaf.
Veldwachter Van Hemessen bijv. heet in dit boek “Van Hemert”
en Woubrugge heet “Woudwetering”. U moet het boekje maar
lezen. Het is een leuk boek voor onze jeugd, maar zeker ook
voor ouderen, vooral zij die het oude Woubrugge hebben
gekend.
Vanaf 1 november is “HET WITTE HUIS AAN DE WETERING” in
ieder geval verkrijgbaar bij de bestuursleden van onze
vereniging. Weest u er wel snel bij, want we hebben er
slechts tweehonderdvijftig laten drukken.
- -o-o-o-o-o-
Jacobsladder 1983-4 blz -22-
Van de bestuurstafel 1
Hervormde kerk in Hoogmade kan worden gerestaureerd! 2
Oud-burgemeester mr. H.M.van Fenema overleden 4
Diamanten huwelijksfeest 5
Ik herinner mij...( 3) 6
Vijftig jaar geleden verscheen de eerste gemeentegids 9
De kerk in de vroege middeleeuwen (1) 15
Inventarissen 17
Lezinq- “Een moord op het Braassemermeer” 18
Leiden en omgeving in 1813 (slot) 19
Het witte huis aan de wetering 21