Jacobsladder 1983-3
D E J A C 0 B S L A D D E R
Orgaan van de Historische Vereniging
"0tto Cornelis van Hemessen"
Woubrugge
juni/juli 1983
Jacobsladder 1983-3 blz -1
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
DE JAC0BSLADDER juni/juli 1983
Tweemaandelijkse uitgave van de
Historische Vereniging "0tto Cornelis van Hemessen”
te Woubrugge
Opgericht: 12 juni 1979
-
Beschermheer : D. Brouwer de Koning.
burgemeester van Woubrugge
Redaktie : H.J.Bosman en H.van der Wereld
Stencilwerk : C. Kroon
Bestuur : H.J. Bosman, voorzitter,
Dokter Lothlaan 22,
2431 AC Woubrugge,
tel. 01729--8807;
H. van der Wereld, secretaris,
Acaciastraat 26,
2404 VB Alphen aan den Rijn;
W.Heemskerk Düker-Bulk,penningmeester
Boddens Hosangweg 94
2481 CB Woubrugge
G.J. Keyser, bestuurslid,
Leidse Slootweg 4,
2481 KH Woubrugge;
W.K.Korteling, bestuurslid,
Emmalaan 4,
2481 BA Woubrugge
Contributie: f 12,50 per jaar, te voldoen op onze rekening
bij de Rabobank te Woubrugge, nr.3524.14847
giro: 95108.
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
VAN DE BESTUURSTAFEL 1983-1
Het leek het bestuur een nuttig idee om u in het vervolg op
deze plaats in "De Jacobsladder" in het kort op de hoogte te
houden van onze bezigheden.
Op vrijdag 10juni hebben Wim Korteling en Hans van der
Wereld een zeer positief gesprek gehad met
gemeentesecretaris A.A.J. Meester en mevrouw Y.F. Cazemier,
ambtenares ter secretarie, inzake de toegankelijkheid van
het oud-archief van de gemeente Woubrugge. Daarbij is onder
meer overeengekomen dat wij in de avonduren - bijv. wanneer
er commissievergaderingen worden gehouden - met archiefzaken
bezig kunnen zijn.
De voorbereidingen voor de heruitgave van het kinderboek
“Het witte huis aan de wetering”, dat in Woubrugge speelt,
zijn in volle gang. De auteur, de vroegere Woubrugse
onderwijzer D.J. Douwes, is er erg enthousiast over. We
wachten nu nog op toestemming van de uitgever, die de
rechten heeft.
In de raadsvergadering van 23 juni j.l. werd onze aanvraag
voor een subsidie (zie elders in dit blad) gehonoreerd. We
zijn daar natuurlijk erg blij mee, want dat geld maakt het
mede mogelijk dat we meer voor onze leden kunnen doen.
Overigens, er blijkt nog een aantal leden te zijn dat zijn
contributie voor 1982 niet heeft betaald. Bij deze vragen
wij u dringend om daar niet te lang meer mee te wachten,
want dat geld kan de vereniging niet missen. Bij voorbaat
onze dank voor uw medewerking.
Bij de middenstandsorganisatie Wiko heeft het bestuur te
kennen gegeven om deel te willen nemen aan de traditionele
braderie te Woubrugge. Die wordt dit jaar op 24 augustus
gehouden. Het bestuur is nog bezig met het uitwerken van wat
we in onze stand aan de orde zullen brengen. Overigens zal
in deze stand ook het museum “Van Hemessen” zich
presenteren. Conservator Jaap Haasbroek toonde zich
enthousiast over dit idee. Alle leden brengen natuurlijk
een bezoekje aan de “Van Hemessen-stand"!! Overigens: wie
komt ons assisteren in onze kraam??
Jacobsladder 1983-3 blz -2
Vanaf heden zal het bestuurslid Wim Korteling optreden als
contactpersoon tussen de vereniging enerzijds en pers,
gemeente e.d. anderzijds.
De in Alphen aan den Rijn wonende Bouke Couperus, een zoon
van de vroegere hoofdonderwijzer van de Christelijke
Nationale School, is enthousiast op pad met de
cassetterecorder. Hij meldde zich aan na onze "noodkreet" in
het Alphens Dagblad, eerder dit jaar. Bouke kent veel oudere
Woubruggenaren en we zijn benieuwd naar zijn resultaten!
In verband met de geplande tweede avond met prof. H. van der
Linden over Jacobswoude vragen wij u bij deze alvast te
willen nadenken of u bereid bent toe te treden tot een
werkgroep ter voorbereiding van deze avond. Aanmelden bij
Wim Korteling, Emmalaan 4, Woubrugge. Tenslotte wenst het
bestuur u een prettige vakantie met daarin mogelijk veel
plezier bij het lezen van "De Jacobsladder”.
Het bestuur
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
+++++++++++++++++++++++++++
+ WE KRIJGEN SUBSIDIE!! +
+++++++++++++++++++++++++++
Nadat het bestuur begin dit jaar een brief naar burgemeester
en wethouders en de leden van de raad gestuurd had met een
verzoek om subsidie, werd ons schrijven op 21 april j.l. in
de commissie Welzijn besproken. Over deze te verlenen
subsidie ontspon zich toen een interessante discussie. Het
VVD-raadslid J. van de Vechte kwam met de volgende
uitspraak: "Het doen en laten van de historische vereniging
zou in principe een taak moeten zijn van de gemeente”.
Ondanks het feit, dat er een aantal vrijwilligers zich
hiervoor reeds enkele jaren inzetten was Van de Vechte van
mening, dat hier geen regels voor zijn in te passen en
pleitte hij er voor, dat subsidiëring niet onder de
toekomstige of enig andere subsidieverordening moet vallen,
maar onder de kosten zoals vermeld onder hoofdstuk II van de
gemeentebegroting (voorlichting).
Naar aanleiding van het pleidooi van de heer Van de Vechte
sloten de overige leden van de vergadering zich unaniem aan
bij zijn mening. Men vond het een zaak van de gemeente. De
commissieleden stelden aan burgemeester en wethouders voor:
de subsidie-aanvraag dient beoordeeld te worden door de
commissie Financiën. De leden van de commissie waren van
mening, dat de activiteiten die thans door vrijwilligers
gedaan worden, een gemeentelijke is. Voorgesteld werd
daarom, dat een post wordt opgenomen op de begroting van de
gemeente onder hoofdstuk II.
De commissie Welzijn is ervan overtuigd dat de historische
vereniging een lege plek in de gemeente Woubrugge vult. De
voorzitter, wethouder Th.J. van Wieringen, stelde dat er so
wie so een oplos-
Jacobsladder 1983-3 blz -3
sing moest komen voor het financiële vaarwater waarin de
vereniging is terecht gekomen.
Het college legde toen de subsidie-aanvraag voor aan de
Commissie Financiën, die op 12 mei j.l. vergaderde. Daar was
het met name commissielid ir. C.A. Hendriks (PvdA) die een
lans brak voor onze vereniging. Na een warm pleidooi vonden
de commissieleden, dat de gemeente zich toch wel een beetje
verantwoordelijk behoort te voelen jegens de vereniging.
Een voorstel van burgemeester D. Brouwer de Koning
(voorzitter cie. Financiën) om de contributie te laten
verhogen, zodat het begrotingstekort aldus kon worden
weggewerkt, stuitte op enige weerstand. Voor een sportclub
vonden de leden dit wel een goede uitkomst maar niet voor
“Otto Cornelis van Hemessen”. Een contributieverhoging mag
alleen in uiterste nood uitkomst bieden, zo redeneerde men.
Het laatste woord viel in de raadsvergadering van 23 juni
j.l. Zonder dat er ook nog maar één woord aan gewijd werd
kregen wij van de raad een bedrag van f 729. Deze subsidie
is eenmalig, omdat de gemeente ons niet in de kou wil laten
staan. Voor volgend jaar zal opnieuw een aanvraag ingediend
moeten worden.
Het bestuur is blij dat men zijn verzoek gehonoreerd heeft.
Het geeft ons wat meer ruimte. Woorden van dank aan het
adres van de commissies Welzijn en Financiën alsmede aan de
raad zijn hier daarom op zijn plaats!
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
Historische Vereniging “Otto Cornelis van Hemessen”
officieel
Nadat eind vorig jaar de Historische Vereniging “Otto
Cornelis van Hemessen” door middel van het passeren van een
notariële acte, waarin de statuten werden bekrachtigd, een
officiële status kreeg, is er nu een officieel bestuur.
Sinds de start in juni 1979 was er altijd een voorlopig
bestuur, dat overigens diverse malen van samenstelling is
gewisseld. Op 17 mei j.l. werd er in "De Wijk" een algemene
ledenvergadering gehouden, waarbij het bestuur officieel
door de leden werd gekozen. Tot voorzitter werd gekozen de
heer Herman Bosman, tot penningmeester Ria van Heemskerk
Düker en tot secretaris de heer Hans van der Wereld. De
heren Wim Korteling en Jan Keyser werden gekozen tot
bestuursleden.
De algemene ledenvergadering keurde ook de statuten en het
huishoudelijk reglement goed. Ze werden opgesteld door mr.
H.R. van Woerden, lid van de vereniging. De Hazerswoudse
notaris A.D.H.Heenk, eveneens lid van de vereniging,
verzorgde in november 1982 de notariële acte en de
inschrijving bij de Kamer van Koophandel. De voorzitter
bracht beide heren dank voor hun geheel belangeloze inzet en
werkzaamheden.
Na de pauze werd de film "Het archief" vertoond. Deze door
de cineast Kees Hin vervaardigde rolprent laat zien wat,
archieven inhouden, wat voor mensen daar komen, wat ze er
zoeken etc. Deze film, die eerder te zien is geweest op de
televisie, was voor velen een kijkje achter de schermen van
een willekeurig gemeentearchief,
Jacobsladder 1983-3 blz -4
in dit geval van de gemeente Dordrecht.
Terugkijkend op het jaar 1982 kan gesteld worden dat dat
jaar voor de Woubrugse historische vereniging positief is
geweest. Het ledental nam weer toe, een verheugend
verschijnsel. In het Algemeen Rijksarchief werd een
onderzoek gedaan naar de in 1804 op het Braassemermeer
plaats gehad hebbende moord door een inwoner van Woubrugge.
Er is ook gestudeerd in het archief van de geliquideerde
scheepswerf “De Dageraad”, welk archief eveneens in het
Algemeen Rijksarchief wordt bewaard en daar vorig jaar werd
geïnventariseerd.
De vereniging maakte ook haar plannen voor het komend
seizoen bekend. Zo zal de secretaris in november een lezing
houden over bovengenoemde moord, waarover in het najaar ook
een boekje zal verschijnen. Begin 1984 verschijnt de
kroniek over 1983 en in mei, ter gelegenheid van de
Nationale Molendag en het 25-jarig bestaan van de Rijnlandse
Molenstichting een boekje over verdwenen en nog bestaande
molens in de gemeente Woubrugge. Andere avonden waarvoor de
data nog niet vast staan, zijn: een filmavond over
oud-Woubrugge door B. van Wijk, een avond met als onderwerp
de polders in de gemeente terwijl er ook over Jacobswoude
een avond genoteerd staat.
Tot nu toe kon het verenigingsblad “De Jacobsladder” telkens
tijdig verschijnen. De omvang neemt nog steeds toe. De
redactie streeft er telkens naar om een zo gevarieerd
mogelijk blad aan te bieden. Dat is onder andere mogelijk
door de verschillend gerichte belangstelling van de
schrijvers. Erg blij is het verenigingsbestuur ook met de
herinneringen uit zijn Woubrugse ambtsperiode, die de
vroegere burgemeester J.C. van Wageningen voor het
verenigingsblad schrijft.
De Woubrugse historische vereniging zit duidelijk in de
lift. Het is een vereniging die blijkbaar bestaansrecht
heeft, gezien het feit dat bijna honderd gemeentenaren
toetraden als lid. Ook het gemeentebestuur van Woubrugge
staat sympathiek t.o.v. "Otto Cornelis van Hemessen", gezien
het feit dat men financieel de helpende hand wil gaan
bieden. In de tijd van Van Hemessen schreef iemand eens:
"Thans is elke Woubruggenaar een geschiedkundige in de dop”.
Zo'n vaart zal het nu niet lopen, maar vast staat, dat veel
Woubruggenaren best wat meer over het verleden van hun
woonplaats willen weten. En met dat laatste is het bestuur
natuurlijk ook erg blij. Voorlopig is er nog genoeg
archiefonderzoek te doen. In diverse archieven zit nog
zoveel materiaal dat er meer dan een mensenleeftijd mee
gemoeid is om dat allemaal te bestuderen. Niettemin is sinds
1979 een eerste aanzet gemaakt en als het aan “Otto Cornelis
van Hemessen" ligt, zal dat nog in lengte van jaren
doorgaan.
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o
Het bestuur kreeg van de heer F.L. Bochove, Boddens
Hosangweg 32 in Woubrugge een reactie op ons artikel "De
gemeentesecretarissen van Woubrugge". De heer Bochove
schreef: "Bij het lezen van het artikel over de
secretarissen van Woubrugge in "De Jacobsladder" van april
1983 meende ik enkele onjuistheden te ontdekken betreffende
de ambtsperiode van de heer C. Kammeraat. Daar ik door de
veeljarige vriendschap met de familie Kammeraat nog
regelmatig contacten onderhoud en mijn twijfels aan deze
kenbaar maakte, vond ik de oudste dochter, mevrouw M.
Kammeraat, nu wonende te Alphen aan den Rijn, bereid de
juiste gegevens te verstrekken die ik u bij deze
Jacobsladder 1983-3 blz -5
gaarne doorgeef”
Mevrouw Kammeraat berichtte dat haar vader op 16 december
1889 tot gemeentesecretaris van Woubrugge werd benoemd. Hij
werd op 6 februari 1890 als zodanig beëdigd en bekleedde
het ambt tot 1 juni 1915. Niet wegens ziekte kwam er een
eind aan zijn werk als secretaris. Het was een gedwongen
ontslag, omdat burgemeester T.P. Kleyn zelf het secretariaat
er bij wilde hebben wegens meerdere inkomsten. Het werk als
gemeenteontvanger heeft hij waargenomen van 12 januari 1893
tot 1 september 1931. Hij is tot 6 december 1933 in
Woubrugge blijven wonen en niet op 21 februari 1927 naar
Haarlemmerliede en Spaarnwoude vertrokken. C. Kammeraat
heeft op 31 augustus 1931 afscheid van de gemeente
Woubrugge genomen. Vermoedelijk was het zijn oudste zoon H.
Kammeraat die naar Haarlemmerliede/Spaarnwoude vertrok. Voor
zijn komst naar de secretarie van Woubrugge was de heer
Kammeraat ambtenaar ter secretarie van Alkemade; van 4
november 1868 tot 31 januari 1890.
We zijn erg blij met reacties als deze. Er blijkt uit, dat
“De Jacobsladder” goed gelezen wordt! Bovendien worden we
graag gecorrigeerd als wij berichten foutief weergeven. Het
kan er alleen maar toe bijdragen dat de geschiedenis van
onze gemeente correct en juist wordt te boek gesteld.
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
Voortaan offsetdruk in plaats van STENCILLEN
Sinds kort mogen wij beschikken over een offsetpers, het
eigendom van Dick Warmerdam. Hij heeft deze professionele
machine onlangs aangeschaft. Het is de bedoeling dat daarop
verenigingsdrukwerk vervaardigd zal gaan worden, met name
voor Kwiek en Lenig (waarvan Dick bestuurslid is) en voor,
de VVD (waarvan hij penningmeester is). In verband met
plaatsruimte gebrek zocht Dick Warmerdam naar een andere
behuizing voor de drukpers. Vandaar dat het gevaarte op een
(gelukkig droge!) vrijdag op een aanhanger naar Alphen
versleept is, waar hij een plaats heeft gekregen bij de
secretaris. De eigenaar heeft de toestemming gegeven dat ook
"0ttoCornelis van Hemessen" gebruik mag maken van het
apparaat.
Nou is drukker een vák, en het omgaan met zo'n pers - waarop
ook kleurendruk vervaardigd kan worden - niet eenvoudig,
althans voor ons niet. Maar in een gesprek met Ineke
Bontenbal (ambtenares ter secretarie) bleek dat zij het
apparaat wel zou kunnen “mannen”. Ze is nu begonnen met de
bestudering van het zo'n zestig (!) pagina's dikke
instructieboek. Als Ineke “drukster” wil worden, krijgt ze
van het bestuur een overall cadeau·······
Restte nog het probleem van het maken van de drukplaten. Een
daartoe benodigde machine hebben we niet. Echter wel het
gemeentehuis beschikt daarover. Ineke bood aan, dat wij
daarop onze aluminium offsetplaten zouden kunnen maken.
De kans zit er dus in dat we binnen afzienbare tijd af
zullen stappen van het stencilen van onze uitgaven. Ons
drukwerk zal er een stuk beter uit komen te zien en
eindelijk ontstaat een lang gewenste mogelijkheid om
afbeeldingen in onze publicaties te kunnen opnemen.
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
Jacobsladder 1983-3 blz -6
IK HERINNER MIJ... (2)
Sloot het vorige, het eerste artikel mijnerzijds met een
herinnering aan raadsperioden, die in jaren uiteenliepen,
aan dat stukje geschiedenis kunnen worden toegevoegd
verschillen met betrekking tot de aantallen der
raadszetels.
Generaties lang, om juist te zijn vanaf de uit 1851
daterende gemeentewet, behoorde Woubrugge tot de norm van
zeven raadsleden, de norm voor alle gemeenten beneden de
drieduizend inwoners. Zonder in te veel details te treden
kan gesteld, dat het inwonertal na de oorlog een goede
zevenentwintighonderd bedroeg. De benodigde driehonderd om
een hogere norm te halen aangaande de zetels, waren in
december 1957 bereikt. Tegenover de bevolkingstoename ten
gevolge van geboorte en vestiging, bevinden zich jaar op
jaar het wegvallen door overlijden zomede het vertrek uit
de gemeente: de zogenaamde positieve en negatieve
bevolkingscijfers. De in december 1957 aan de
Klaverwijdenweg geboren Johanna G.M. Hillenaar was de
drieduizendste inwoonster. Zou ze nog in de gemeente wonen?
De kort na deze geboorte vallende verkiezing - in mei 1958
- voor de gemeenteraad, bood daardoor ruimte voor vier
raadsleden meer - in totaal dus elf leden - die in september
plaats zouden kunnen nemen. Niet alleen vier zetels meer,
ook vier zetels meer in de raadzaal, een niet eenvoudige
zaak, lettend op de geringe ruimte. Het met spanning en
vreugde bereikte hogere niveau zou echter van korte duur
zijn, want steeds nader kwam de reeds sedert 1925 hangende
grenswijziging met de gemeente Alkemade, zich aftekenend
bij de Zuidhoek en de Veenderpolder. Bedoelde grenscorrectie
gaf een verlies aan inwoners - ruim tweehonderd twintig -
aan oppervlakte - goed tweehonderd hectare - en gaf
daarnaast een minder gunstige uitkering uit het
gemeentefonds te verwerken. Deze kwestie van een goede
twintig jaar geleden, zal niet meer spelen voor de inwoners
van nu; aan de zaak wordt slechts nog eens ruchtbaarheid
gegeven uit historisch oogpunt, namelijk met welke
problemen het gemeentebestuur van toen te maken had. De
ruim achtentwintighonderd inwoners in mei 1959 waren nog
niet boven de drieduizend-norm uitgekomen per januari 1962,
tengevolge waarvan het college van 1962-1966 wederom uit
zeven raadsleden bestond. Het magische getal “elf”
manifesteerde
zich weer vanaf 1966.
Naar te verwachten zal dit getal in de toekomst niet meer
kleiner worden. Nu, in de jaren tachtig, speelt de vraag
welk aantal raadsleden normatief zal zijn voor een
gemeente, waarvan Woubrugge mogelijk te zijner tijd deel zal
gaan uitmaken.
Jacobsladder 1983-3 blz -7
Van dergelijke toekomstmogelijkheden terug naar
herinneringen.
Wie van de nu geïnteresseerden in de historie van de
gemeente zou het geloven, dat in augustus 1946 zich ten
zuiden van de fraaie ophaalbrug anno 1869 en van het
karakteristieke zeventiende-eeuwse kerkgebouw aan
weerszijden van de Woudwetering slechts groene taludvorming
vertoonde? Deze taluds werden in 1937 aangelegd omdat er een
vaste brug aangelegd diende te worden als onderdeel van de
levende plannen bij de provinciale Waterstaat voor de
provinciale wegen 6 en 7.
Bij die plannen - die door de oorlog angstwekkende
vertraging opliepen - behoorde evenzeer, de rondweg ten
zuiden van Hoogmade. Het weinige verkeer door de kom van
Hoogmade nam de met de hand gehaalde Doesbrug ten noorden
van het pittoreske Nederlands hervormde kerkje anno 1729.
Het steeds toenemende verkeer dendert sedert november 1965
over de stoere brug ten zuiden van dat kerkje.
Deze brug is er - de rondweg blijft een punt.
(Wordt vervolgd)
VAN WAGENINGEN
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
door: Wim Korteling
Toen in 1358 graaf Willem V van Holland en Zeeland wegens
krankzinnigheid opgesloten werd op het kasteel “Le Quesnoy”
in Henegouwen, nam zijn broer Albrecht als “ruwaard” (=
landvoogd) het bestuur over. Hij regeerde al over een deel
van Beieren; vandaar zijn titel: Hertog in Beieren. Hij
probeerde in Holland en Zeeland de Hoeken (tegen een sterk
centraal gezag) en Kabeljauwen (voor sterk centraal gezag
t.b.v. de handel) te verzoenen. Dit lukte hem pas nadat
Delft bedwongen werd (1359) en nadat hij enige concessies op
het bestuurlijke vlak t.a.v. de gilden had moeten doen. Op
den duur slaagde hij er echter in om de partijtwisten te
doen zwijgen, waardoor de economie weer kans kreeg enigszins
op te bloeien. De handel met Engeland, de textielindustrie
in Leiden en omgeving floreerde weer en de Hanzekooplieden
bezochten meer en meer de Hollandse havens in plaats van de
officiële stapelplaats Brugge. Deze rust werd echter
verstoord door de moord op Aleyt van Poelgeest in 1392. Na
de dood van zijn vrouw Margaretha van Brieg (Silezië) in
1388, was de Hertog onder de bekoring gekomen van deze
adellijke schone, “’s hertogs boelken”, zoals de tijdgenoten
haar noemden.
Wie was nu eigenlijk Aleyt van Poelgeest? Zij was een
dochter van Jan van Poelgeest (“Klein Poelgeest”) en Belia
Gerritsdr. van Oisterwijck. Haar geboorte jaar is helaas
onbekend, maar zij heeft het levenslicht omstreeks 1365
aanschouwd. Ter voltooiing van haar opvoeding stuurde haar
vader haar plm. 1387 naar het Hof van de Hertog. Hier
vervulde zij de funktie van kamerjuffer bij de echtgenote
van de Hertog en trok zij zo de aandacht van Albrecht. Toen
Margaretha in 1388 overleed werd de innige verstandhouding
tussen Aleyt en Albrecht alleen maar hechter.
Was Willem IV nog voor een groot deel afhankelijk geweest
van de Hoekse adellijke financier Willem van Duvenvoorde,
Albrecht wendde zich ook tot de Kabeljauwen ter handhaving
van de “vrede”. (Willem
(vervolg: pag. 11)
Jacobsladder 1983-3 blz -8
Lijdensweg van een lokale geschiedschrijving
OVER GRATIS WIJN, GALGENKADE EN KERMISOPROER IN ALKEMADE
In 1969 stierf Gerrit Zoetemelk, inwoner van Rijpwetering.
Van beroep was hij schilder, maar daarnaast had de man een
grote belangstelling voor de geschiedenis van zijn woon- en
geboorteplaats. Bij zijn overlijden liet hij een dikke
verzameling verhalen na over het Alkemade van vroeger
tijden. De toenmalige burgemeester, P.M. Smolders, wilde
graag dat uit dit manuscript een boekwerk zou worden
gemaakt.
In overleg met de gemeente ging amateur~geschiedkundige A.G.
van der Steur uit Haarlem aan de slag. In eerste instantie
zou hij zich beperken tot een bewerking van het door
Zoetemelk vergaarde materiaal. Van der Steur vatte zijn taak
echter breder op. Veel van Zoetemelks verhalen werden door
hem terzijde geschoven als verouderd of niet in
overeenstemming zijnde met de eisen die aan lokale
geschiedbeoefening worden gesteld. Andere geschiedkundigen
werden door hen aangezocht om bijdragen te leveren aan dit
boek over “enkele aspecten van de historie van het
grondgebied tussen Kaag en Braassem”.
Eind 1977 stuurde hij de gemeente na lang aandringen een
concept van het boek toe, dat vervolgens door een aantal
raadsleden werd gelezen. Het oorspronkelijk door Zoetemelk
geschreven materiaal bleek nog slechts een derde van dit
driehonderd pagina's tellende manuscript in beslag te
nemen. De rest was merendeels geschreven door Van der Steur
zelf.
Sindsdien lijkt het alsof de geschiedschrijving van Alkemade
tot stilstand is gekomen. Het manuscript is, terwijl het
vrijwel gereed was voor publikatie, blijven liggen.
Geregeld wordt tijdens raadsvergaderingen geïnformeerd naar
waar het boek blijft. Volgens burgermeester Wagenaar van
Alkemade is hem toegezegd dat het in februari van dit jaar
klaar zou zijn. “Als ik me deze winter drie dagen kwaad maak
is het af”, heeft de amateur-historicus volgens Wagenaar
vorig jaar tegen hem gezegd. Dat is blijkbaar niet gebeurd.
Omdat Van der Steur het project uit liefhebberij op zich
heeft genomen en er geen betaling voor ontvangt, kan de
gemeente hem niet tot grotere spoed dwingen.
Van der Steur zelf verklaart nog steeds ervan overtuigd te
zijn dat het boek zal verschijnen, naar wil ook nu geen
termijn noemen. "Het is zuiver een kwestie van tijdgebrek”,
zegt hij. “Ik moet nog wat illustraties uitzoeken en wat
onderschriften maken, dan is het zover”. Het boek zal
volgens hem verschijnen bij uitgeverij Canaletto (van
drukkerij Repro-Holland b.v.) in Alphen aan den Rijn. De
gemeente Alkemade heeft voor het boek nog steeds een krediet
van tienduizend gulden open staan.
Om voor ongeduldige belangstellenden het wachten te
verzachten volgt hier al vast een indruk van de inhoud van
het manuscript, zoals dat in 1977 aan de raad van Alkemade
werd gepresenteerd.
“Dankzij de grote medewerking van het gemeentebestuur van
Alkemade was het mogelijk dit boek in een royale vorm te
illustreren en uit te geven”, ZO eindigt het voorwoord van
het manuscript over de geschiedenis van Alkemade. Wel wat
voorbarig natuurlijk; het manuscript dateert al van 1977 en
het boek is nog steeds niet gedrukt. Maar de lof aan het
adres van de gemeente is wel op zijn plaats, gezien het
engelengeduld waarmee Alkemade nu al veertien jaar wacht op
de bewerking van de uit 1969 daterende nalatenschap van
Jacobsladder 1983-3 blz -9
geschiedschrijver G. Zoetemelk. Jammer, want het manuscript
bevat tal van boeiende beschrijvingen van voorvallen uit het
verre en recente verleden van de Alkemadese dorpen.
De opgenomen bijdragen van Zoetemelk zijn overigens niet het
meest interessante deel van het manuscript. Van zijn hand is
het hoofdstuk “Dorpen in Alkemade”, waarin de groei en
bloei van het openbare leven in de dorpen wordt besproken.
Daarin verhaalt hij onder meer van het oproer, dat in 1892
in Roelofarendsveen dreigde ui t te breken, omdat men in
verband met de heersende cholera de kermis niet wilde laten
doorgaan. De Veenders begonnen heftig te morren, gooiden de
ruiten in bij de burgemeester en····· kregen uiteindelijk
hun zin. De kermis ging gewoon door.
Voor het hoofdstuk over “Wegen en verkeer in Alkemade”
maakte de Ripper uitputtend gebruik van de gemeentelijke
archieven; een aardig verhaal over het vervoer in het
plassenrijke gebied dat, zoals dat bij lokale
geschiedschrijving hoort, is doorspekt met aardige
anecdotes. Ook een hoofdstukje over Alkemade in oorlogstijd
is van de hand van Zoetemelk. Jammer genoeg heeft hij zich
daarin strikt tot de feiten beperkt en weinig ervaringen
tijdens de Tweede Wereldoorlog erin verwerkt. Aardiger zijn
de in dezelfde tijd spelende dagboekaantekeningen van L.
van der Steur, de vader van de samensteller van het
manuscript. Deze verplaatste in de laatste maanden van de
oorlog zijn woonboot van Warmond naar Oud Ade, uit angst dat
de boot anders zou worden gevorderd door de Duitsers.
De meest onderbouwde historische bijdrage uit het manuscript
is die van drs. R. Renkenaar, waarin de mogelijke afkomst
van de naam Alkemade uitgebreid uit de doeken wordt gedaan.
“Made” blijkt de betekenis te hebben van “land waarop
gemaaid werd, hooiland”. “Alke” is volgens deze
geschiedvorser afgeleid van het zelfstandig naamwoord alk,
wat “modder” betekende. De gemeente dankt haar naam echter
aan de uit Warmond afkomstige Diederik van Alkemade, die het
pas laat ontgonnen gebied in 1281 kocht van de heer Van
Kuik.
In reisverhalen uit vroeger tijden duikt de naam Alkemade
zelden op. Men vond het dorp blijkbaar nauwelijks de moeite
waard om er regels aan te wijden. De Kaag was voor
opmerkzame reizigers wel een aantrekkelijk reisdoel. Dat
blijkt uit de bijdragen van A.G. van der Steur:
“Tijdgenoten over Dorp De Kaag”. In 1734 maakt een anonieme
reiziger voor het eerst melding van het op Kaageiland
gangbare gebruik om jaarlijks de eerste schaatser die
Kaageiland vanuit Leiden over het ijs zou weten te bereiken,
onbeperkt gratis wijn voor te
Jacobsladder 1983-3 blz -10
zetten in de herberg. Dit om de klandizie te vergroten.
Volgens deze verteller heeft menige waaghals een vergeefse
poging met zijn leven moeten bekopen.
In datzelfde hoofdstuk staat het verhaal van de pastoor van
Hoogmade, die kort na de opkomst van de hervorming niemand
op Kaageiland van geestelijk voedsel verstoken wilde laten
blijven. ‘s Morgens preekte hij voor de hervormden, ‘s
middags zei hij de mis voor het katholieke volksdeel van De
Kaag. Ook worden herinneringen opgehaald aan de beroemde
Kagers Jacobus van Nieuwkoop en Jannetje. Ook de
beschrijving waartoe De Kaag auteur Ed Hoornik inspireerde
is in dit hoofdstuk opgenomen.
“Gelooft dat ik mij anders zoude uitdrukken maar mijne
bequaamheid strek zoo verre niet en door mijn lompheid, zo
als een boer eigen is, neem ik de stoutheid deze U Ed. te
schrijven”.
Dat is de van zelfkennis getuigende aanhef van een in 1776
door de Alkemadese boer Pieter Keesen geschreven brief,
waarin hij verhaalt van de brand die de pastorie van
Roelofarendsveen plat legde en waarbij jansenist Du Pré in
de vlammen omkwam. De Veenders zagen de priester graag
branden, want Keesen verhaalt met afschuw hoe het volk
zonder een hand uit te steken toezag hoe de vlammen de
pastorie platlegden. De landman verzoekt gelegenheidsdichter
Van Berkheij een grafschrift voor de jansenist te maken.
Vergeefs, de Leidenaar wenst zich niet met de zaak in te
laten.
Geen lokale geschiedschrijving zonder gruwelverhalen. Die
van Alkemade levert het verhaal op van het skelet langs de
Braassemer. Op 3 maart 1917 werd bij werkzaamheden aan de
kade bij Oude Wetering een geraamte in een ijzeren kist
gevonden. Speurwerk van dorpsveldwachter Otto Cornelis van
Hemessen uit Woubrugge bracht aan het licht dat dit
overblijfselen moesten zijn van Heinrich Helmich. De man had
bekend zijn zwager te hebben beroofd en vermoord. Een
vierschaar veroordeelde hem. Het vonnis luidde: “met een
mes boven zijn hoofd gehangen, van onderop geradbraakt te
worden”. Aldus geschiedde, op 8 juni 1805 op de Galgenkade
in Oude Wetering. Geen mens vermoede dat de gehangene zich
een eeuw later opnieuw zou vertonen.
Zo bevat het manuscript van “enige aspecten van Alkemade”
tal van aardige geschiedenissen en wetenswaardigheden voor
streekbewoners. Het zou jammer zijn als deze aanzet tot
streekgeschiedschrijving voorgoed op de plank zou blijven
liggen.
(door: Ariejan Korteweg, in het Alphens Dagblad van 2 april
1983.)
Nawoord:
Wij wisten ook al enkele jaren van het bovengenoemde project
van Van der Steur. Omdat het de geschiedschrijving betreft
van een gebied dat zo dicht bij Woubrugge en Hoogmade ligt,
hebben wij er
Jacobsladder 1983-3 blz -11
in “De Jacobsladder” over willen vertellen en het artikel
van Ariejan Korteweg aangehaald.
Met name interesseert ons als Woubruggenaren natuurlijk de
passage over het gevonden skelet, dat aan Heinrich Helmich
zou hebben toebehoord.
Het was ons niet bekend, dat in 1917 deze vermoedelijke
resten gevonden werden. Nog niet zo lang geleden hebben wij
de gehele geschiedenis rond deze lugubere moord door de
Woubruggenaar Helmich n.a.v. bescheiden in het Algemeen
Rijksarchief op papier gezet. We gaan ons nu bezig houden
met de vondst uit 1917. We zouden nu graag willen weten
waar de kist met het stoffelijk overschot precies is
gevonden en wat er daarna mee gebeurd is.
Wanneer we die gegevens op tafel hebben zal ons boekje “Een
moord op het Braassemermeer” over enige tijd kunnen worden
uitgegeven.
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
Aleyt van Poelgeest, vervolg van pagina 7
------------------------------------------
Snickerieme, een bastaardzoon van de edelman Frits van
Duvenvoorde, was zijn succesvolle carriere begonnen als
“cnape” aan het Hof van graaf Willem II. Daar begon hij van
zijn spaargeld aanvankelijk kleine, maar later steeds
grotere sommen geld uit te lenen tegen rente, hoewel dit
door de kerk verboden was. Zo werd hij één van de rijkste
mensen van zijn tijd. Door zijn positie als schuldeiser
kregen Willem van Duvenvoorde en de met hem bevriende
adellijke families grote politieke invloed, hetgeen een
belangrijke oorzaak van de Hoekse en Kabeljauwse twisten is
geweest.) Na 1385 werden verscheidene Kabeljauwen in de Raad
van Albrecht opgenomen.
We kunnen gevoegelijk aannemen dat er ook een “romantische”
reden is geweest, n.l. Aleyt van Poelgeest. Hoewel sommige
historici haar nauwelijks of geen invloed toekennen zijn er
ook van mening dat Aleyt na 1388 wel degelijk invloed heeft
gehad op de benoemingen van Kabeljauwse edelen als Jan van
Arkel (tresorier = beheerder financiën), Wouter van
Matenesse en de Heren van Gaasbeek, Zevenbergen,
Nieuwenroode, Borsele etc.
Het lijkt me ook vreemd, dat Albrecht, die Aleyt huizen
schonk in Den Haag (Papenstraat) en Leiden, haar overstelpte
met sieraden, niet beïnvloed zou zijn door haar “politieke”
praat. In een grafelijke rekening staat te lezen dat Hertog
Albrecht op Vastenavond l390, in een schuit met “Jonkvrouw
Aleid ende ander gesellen” in de Haagse vijver (toen nog
ommuurd) speelde. Tevens verkreeg zij van Albrecht 300
franken 's jaars uit de inkomsten van Kennemerland. Ze was
slim genoeg om zorg te dragon dat deze giften door Willem
van Oostervant werden gewaarborgd (v. Mieris, C.C.B.III,
552.) Tevens vertoefde ze herhaaldelijk op het slot
“Teilingen” met de graaf en vergezelde ze hem op reizen naar
Henegouwen. Het blijkt zelfs dat Albrecht onder curatele
werd gesteld door zijn tresorier. Hij had, om aan Aleyt' s
wensen te voldoen, 400 Dordtse schilden geïnd en uitgegeven,
zonder dat zijn tresorier hiervan wist. Voortaan zou hij
6000 Dordtse schilden ’s jaars krijgen “voor zijne kamer
ende speelgeld”onder de voorwaarde “dat hi hem gheenrehande
ghelt onderwinden en soude te ontfaen van yemant”. Het is
begrijpelijk, dat de Hoeken zich langzamerhand tekort gedaan
voelden en zij wendden zich tot de zoon van Albrecht, Willem
de erfprins van Oostervant (gebied in Henegouwen).
Willem was een echte ridder, een tournooiheld en
vechtersbaas, charmeur en dol op dure reizen. Toen Willem V
stierf (1389), maakte A1brecht (nu graaf, krachtens eigen
recht) zijn zoon Willem gouverneur van Henegouwen. Het was
dus duidelijk, dat diegenen, die bij Albrecht uit de gunst
waren (vnl. Hoeken) steun zochten bij zijn zoon om na de
dood van Albrecht weer kans te maken op hoge en interessante
posten aan het hof. Willem vond het allemaal prachtig,
hoewel hij zijn vader het avontuurtje met A1eyt heus niet
kwalijk zal hebben genomen. Maar toch sloot hij met de
Hoeken een soort verbond en vanaf toen sprak men over “de
grave van Oostervant ende sine vriende”,
Jacobsladder 1983-3 blz -12
waarmee men de Hoeken bedoelde. Albrecht op zijn beurt
bekrachtigde op 17 oktober 1391 een formeel verbond van
achtendertig Kabeljauwse edelen, om elkaar te beschermen
tegen “lude, die ons belasten willen”. (v. Mieris, C.C.B.
III, 582). Hierdoor verscherpte zich het conflict weer, wat
zich o.a. uitte in het zoveelste conflict tussen Leiden en
zijn burggraaf, de Hoekse Heer van Wassenaar. Andere steden
als Zierikzee , Middelburg en Reimerswaal namen echter een
afwachtende houding aan.
De uitbarsting kwam door de domme moord op Aleyt van
Poelgeest en Willem Kuser, toen zij liepen te wandelen op
het Binnenhof te Den Haag, op 30 december 1392. “In 't jaer
dertienhondert twee en ‘t negentich, toen wierdt in Den Hage
doot geslagen, Jonckvrouw Aleyt van Poelgeest, 's Hertogen
Albrechts boele en dochter van Jan van Poelgeest; en toen
Willem Kuser, des Hertogen Hofmeester haar beschermen wilde,
wierdt hij op haar lijf, doot geslagen van deselven, die
dezen moord deeden ende die dit feit deeden, ruimden
terstond het land en liepen weg. Ende van desen dootslagh
quam eene groote beroerte in den lande” (Divisiekroniek). De
daders, Dirk en Hugo die Blote, bleven later toen het tot
een verzoening kwam, hiervan uitgezonderd.
Door deze moord raakten de Hoeken zeer uit de gunst van de
toornige Albrecht. De vader van Willem Kuser vorderde voor
het Grafelijk Gerecht rekenschap voor de dood van zijn
zoon, van volgens de kronieken vierenvijftig Hoekse edelen,
waarschijnlijk allen leden van het verbond. (v. Mieris,
C.C.B. III, 602).
Aangezien Aleyt niet zijn wettige echtgenote was, moest
Albrecht volgens de formele wetsregels de wraak aan haar
verwanten overlaten. Indirect heeft hij Aleyt toch wel
gewroken, want de Hoekse edelen werden drie maal ingedaagd
en driemaal verschenen ze niet. Toen oordeelde het
Gerechtshof, dat persoon en goederen van de aangeklaagden
aan Albrecht vervallen waren (woensdag na Pinksteren, 1393)
en deze trad meteen hard op. Tweeëndertig met name genoemde
Hoeken moesten in ballingschap en men kreeg opdracht hun
huizen te “doen nederwerpen, bernen ende nederhouwen •••
datter muir noch stock, noch stake staende en blive”.
Willem van Oostervant, zijn zoon, kwam bij zijn vader genade
afsmeken voor zijn Hoekse vrienden. De Hertog beschouwde
zijn zoon echter als medeplichtige en deze kon nauwelijks
het vege lijf redden en verschanste zich in het kasteel
Altena bij Woudrichem. Toen Albrecht zelf dit kasteel kwam
belegeren, vluchtte hij verder naar Parijs. 0ok de
ambachtsgilden in de steden voelden de toorn van de Hertog.
Zij hadden zich vaak met de Hoeken verbonden tegen de
Kabeljauwen, die in de stadsregeringen zaten. In Dordrecht
kwamen de ambachtsgilden in opstand, maar zij kregen hun
trekken thuis, toen Gorcum en de andere Hollandse steden
werden vrijgesteld van te heffen belasting op sommige
goederen.
Toch kwam er een verzoening, want Albrecht zag wel in dat
hij niets had aan verdeeldheid en hij was in 1394 weer
hertrouwd met Margaretha van Kleef, die hem zijn woede
kennelijk deed vergeten. Zijn zoon Willem van Oostervant
kon weer terugkomen. Toch heeft het nog tot 14 september
1413 geduurd voor de vrede werd getekend tussen de
moordenaars van Aleyt en de maagschap van Poelgeest. “Hertog
Willem van Beieren maakt in Den Haghe opten Heylige
Kruysdagen ex altarie Ao 1413, de soen tussen Gerrit van
Poelgeest, Adriaan van Col, Herpert van Foreest Janzs. en
Gerrit van Sparwoude met hare magen ende vrienden aan de
eene zijde, ende Dirk de Bloote, Philips de Bloote met hare
magen ende vrienden aan de andere zijde, voerende van sulcke
dootslage als Dirk de Bloote ende Hugo de Bloote met hare
magen ende vrienden gedaan hebben aan Jonckvrouwe Aliden,
Jans dochter van Poelgeest, en Willem Kuser”.(Geslachtboek
van Foreest). Hugo de Bloote heeft bij
Jacobsladder 1983-3 blz -13
die gelegenheid in het openbaar, naar landsgebruik, een
voetval moeten doen.
Zowel te Koudekerk als in de parochiekerk te Haarlem werd
een kapel gesticht, tot rust van de zielen van Aleyt en
Willem Kuser.
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
Het is al weer driekwart eeuw geleden (1908) dat in Hoogmade
J. van der Star ook "met de muziek mee" wilde. Dat kon wel
al vanaf 1906 in Woubrugge, maar niet in Hoogmade, vandaar
dat hij het initiatief nam tot oprichting van de
muziekvereniging “De Heerlijkheid Hoogmade”. Het is een
goede gedachte geweest van de jubilaris om een boekje uit
te geven, met de geschiedenis van de vereniging, dat een
vrij compleet beeld geeft van het reilen en zeilen van deze
vereniging over de afgelopen vijfenzeventig jaar. Het is een
vlot geschreven boekje, waarin naast tal van geestige
anekdotes ook veel oude foto's goed tot hun recht komen. Ik
heb het dan ook met veel plezier gelezen en ik denk dat het
een “must” is voor alle muziekliefhebbers, Hoogmadenaren en
Woubruggenaren!
Wim Korteling
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
Mr. drs. L. C. Brinkman, minister van Welzijn,
Volksgezondheid en Cultuur, kreeg onlangs het eerste
exemplaar van het boek “De archieven in het Algemeen
Rijksarchief” aangeboden door drs. C.O.A. baron
Schimmelpenninck van der Oije, provinciaal inspecteur der
archieven in Gelderland en voorzitter van de Vereniging van
Archivarissen in Nederland. Prof. dr. N. Cramer, hoogleraar
in de parlementaire geschiedenis aan de Leidse Universiteit,
gaf daarna een uiteenzetting over de betekenis van de
archieven in het Algemeen Rijksarchief voor de openbaarheid
van het overheidshandelen. De overhandiging had plaats in
het Algemeen Rijksarchief, Prins Wilem-Alexanderhof 20, Den
Haag.
In het Algemeen Rijlsarchief worden thans 61 strekkende
kilometer
archieven en 132.000 kaarten bewaard. Het boek "De archieven
in het Algemeen Rijksarchief" somt alle archieven en
verzamelingen op. Bij elk archief is aangegeven welke
periode het omvat, wat de omvang is, of er een inventaris,
klapper of andere toegang tot het archief bestaat,
literatuur over de archiefvormende instelling of persoon en
bronnenuitgaven. Aan elk van de afdelingen van het Algemeen
Rijksarchief is een hoofdstuk van het archievenoverzicht
gewijd.
Jacobsladder 1983-3 blz -14
De Archiefwet 1962 bepaalt dat overheidsarchieven uiterlijk
na vijftig moeten worden overgebracht naar de
archiefbewaarplaatsen van het rijk, gemeenten en de
waterschappen. Daar zijn de archieven openbaar en kosteloos
te raadplegen. In aanvulling op de overheidsarchieven
verwerven de archiefdiensten veel archieven van
particulieren, bedrijven, verenigingen en
kerkgenootschappen. Ook deze zijn, tenzij door de eigenaar
anders is bepaald, vrijelijk te raadplegen. Met het oog op
de grote belangstelling in het buitenland voor de in het
Algemeen Rijksarchief bewaarde bronnen van ons verleden als
koloniale en handelsmogendheid is aan het boek een
uitvoerige samenvatting in het Engels toegevoegd.
“De archieven in het Algemeen Rijksarchief” vormt deel IX
van de serie “Overzichten van de archieven en verzamelingen
in de openbare archiefbewaarplaatsen in Nederland”. Deze
serie wordt, onder auspiciën van de Vereniging van
Archivarissen in Nederland, uitgegeven door Samsom
uitgeverij te Alphen aan den Rijn. Eerder verschenen reeds
overzichten van de archieven in Groningen, Drenthe,
Overijssel, Gelderland, Noord-Holland, Zeeland en
Noord-Brabant. De serie zal in 1984 worden afgerond.
Het boek telt 559 bladzijden en is voor f 52,25 in de
boekhandel verkrijgbaar.
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
De verdere gebeurtenissen te Leiden zijn van weinig algemeen
belang.
De nieuwe orde van zaken werd langzamerhand beter gevestigd.
Onder andere werd de ontvanger G.I, Loncq op 25 november
aangeschreven om zich te voegen naar de orders van W.I. van
Noort en werd deze gemachtigd om bij voortdurende weigering
met geweld tegen Loncq op te treden en deze uit zijn post te
ontzetten. Ook werd bepaald, dat bij gebreke van een maire
de mandaten zouden getekend worden door twee leden van de
provisionele regering en uit het oogpunt van algemene
veiligheid werd door het Algemeen Bestuur aan de directeur
van de posterijen te Leiden gelast om “alle brieven en
depechs, komende van of gaande naar Gorinchem en
geadresseerd aan prefecture, onderprefecture, maire of
andere autoriteiten aan te houden, niet verder te
expediëren, maar dadelijk op te zenden aan het Algemeen
Bestuur.
Voortdurend trokken er troepen door, de 4de december kwamen
er eerst vierhonderd kozakken, die zich goed gedroegen en
geen last gaven en daarna tweeduizend man ongeregelde
Russische troepen, die overal schrik verspreidden door hun
woest gedrag en hun onzindelijkheid. Het “Relaas” van een
tijdgenoot geeft hiervan een kleurrijke beschrijving.
Gelukkig vertrok deze bende reeds dezelfde dag. Ook
passeerden er vijftienhonderd Spaanse krijgsgevangenen, die
over Alkmaar en Haarlem, uit Den Helder kwamen.
Voor de stadsfinanciën was het een goede tijding, dat het
verblijf van De Jonge uit 's lands kas zou worden voldaan.
Ook de requisitie van 1489 el laken voor generaal
Benckendorff te Osnabrück liep door bemiddeling van de
souvereine vorst zonder nadeel voor de zo beperkte
Jacobsladder 1983-3 blz -15
stadsfinanciën af.
Een aangename indruk maakt de grote offervaardigheid voor de
slachtoffers van de Franse furie te Woerden. Terstond werd
besloten om alle middelen in het werk te stellen om hulp te
verlenen; de 30ste november nam men het besluit om, op het
raadhuis een offerbus te plaatsen en intekenlijsten ter
tekening voor te leggen, en om op 2 december een algemene
collecte te houden. Tevens werden drie raadsleden naar
Woerden gezonden om de toestand aldaar op te nemen.
Gelukkig kon deze commissie, bestaande uit de heren A.P.J.
Drabbe, G.W. van Gaasbeek en D. du Mortier, aan de
provisionele regering berichten, dat er te Woerden geen
gebrek heerste, daar “door de in- en op-gezetenen van rondom
Woerden verscheiden noodwendigheden waren aangebracht”.
De opbrengst voor Woerden bedroeg te Leiden f 5.908:14:6 van
de collecte en f 315:1:8 uit de offerkist, voorts een
dubbele en een enkele dukaat, een gouden Napoleon, benevens
vierenzestig kledingstukken. De stad zelf gaf op 9 december
nog een bijdrage van f 1.000. Het bijeen gebracht bedrag is
voor Leiden zeer groot, als men in aanmerking neemt, dat de
industrie geheel "plat" lag en de akademie kwijnde. Een zeer
groot gedeelte van de bevolking werd bedeeld en ook de meer
gegoede families gingen gebukt onder de gevolgen van de
algemene toestand van verval. Onder die omstandigheden was
de offergave zeer aanzienlijk en een waardig antwoord op de
van alle zijden bij de ramp van 1807 ondervonden steun. Toen
enige dagen later voor de algemene wapening en de
verdediging van het vaderland opnieuw een offerkist op het
raadhuis werd geplaatst, kon men slechts f 5.129; 5:8 en
twee bons voor drie schaapsvellen bijeenbrengen, ofschoon de
termijn voor het offeren van gaven nog was verlengd. Het
voor Woerden bijeengebrachte overtrof dus dat wat voor het
gehele land werd geofferd.
De 30ste november kwam het lang met zoveel hoop verwachte
bericht, dat de prins te Scheveningen was geland. De
afgevaardigden van de stad, die toevallig in Den Haag waren,
hadden het voorrecht onder de eersten te zijn, die de vorst
hun hulde mochten aanbieden. De volgende dag werd de komst
bij publicatie bekend gemaakt en werd aan de
burgerij”vrijheid gelaten” om ‘s avonds te illumineren. De
stad zelf ging voor met de verlichting van het raadhuis en
tegen 5 december werd een dank- en bededag uitgeschreven.
Aan de generaal Von Bülow, die de 4de december hier doorkwam
op zijn reis naar Den Haag, werd een maaltijd aangeboden; op
6 december kon het volk genieten van de illuminatie ter ere
van de verjaardag van de erfprins. De volgende dag bracht
het stadsbestuur officieel zijn opwachting bij de prins en
de 8ste werd deze ook te Leiden tot souverein vorst
uitgeroepen onder het luiden van de klokken en het paraderen
van de schutterij. Een exemplaar van de proclamatie werd op
satijn gedrukt en plechtig aan de vorst overhandigd bij
diens eerste bezoek aan Leiden op 20 december 1813. Nieuwe
beslommeringen eiste de inkwartiering van een regiment
Oranje-Pruisen, groot ongeveer negenhonderd man, waarvan de
komst de 14de december door generaal Sweerts tegen de 15de
werd aangekondigd. Het waren troepen, die in de eerste dagen
van de opstand de Franse vanen hadden verlaten en thans
hierheen gezonden werden om tot een geregelde troep
georganiseerd te worden. Voor het einde van de maand
marcheerde hiervan een bataljon van zeshonderd man naar
Breda.
De oude partijgeschillen waren tijdelijk vergeten onder de
algemene geestdrift voor de nationale zaak; toch waren er
enkelen, die slechts node zagen, dat de oude tegenstanders
deelden in de veroordeelden van het nieuwe bewind. Een
uiting hiervan gaf het pamflet: “Brieven van A. aan Z.”,
dat, de 7de december te Leiden gedrukt bij L. Herdingh en
Zoon, vooral gericht was tegen Meerman en V(er Huell), en
waarin ook Gevers van Endegeest wordt genoemd. Het vrij
onschuldig pamflet, waarvan
Jacobsladder 1983-3 blz -16
een exemplaar aanwezig is in de universiteitsbibliotheek te
Leiden, werd alhier verboden op aanschrijving van de
commissaris-generaal van politie der Vereenigde Nederlanden,
A. Hoynck van Papendrecht, van 12 december 1813. Tevens
werd een verbod uitgevaardigd tegen het zingen van
aanstotelijke of partijdige liedjes.
Algemeen was de feestvreugde toen de souvereine vorst de
20ste december de stad bezocht. Op verschillende punten
werden ere poorten opgericht, aan de Wittepoort, aan het
Noordeinde en op de Breestraat. Een erewacht van zestien man
te paard reed de vorst tot aan het Huis den Deyl tegemoet en
bij de nadering van de stad werden saluutschoten afgevuurd.
Van de Wittepoort tot aan het raadhuis waren erewachten,
studenten en gardes en haie geplaatst en na de begroeting,
eerst door een commissie aan de Wittepoort en daarna aan de
trap van het raadhuis, werd er een receptie gehouden in de
burgemeesterskamer, waar de hoogleraar J.M. Kemper, als
rector magnificus, een toespraak hield. Daarna werd een
tocht gemaakt naar de Ruïne. Overal werd de souverein
geestdriftig toegejuicht. Hij was vergezeld van de erfprins,
Van der Duyn van Maasdam, Fagel en gezant van Engeland.
Na een dejeuner op het raadhuis vertrok de hoge gast om
zeven uur, na bezichtiging van de illuminatie.
Prachtig weer begunstigde het bezoek en grote massa's volk
waren uit de omtrek naar Leiden gekomen. Op verschillende
plaatsen waren door particulieren versieringen aangebracht
en vooral trok die in de Jan Vossensteeg de aandacht, waar
de gehele steeg versierd was met dertig kronen en slingers
van groen en oranje.
Een nieuw verbond met Oranje was bezegeld; een droevig
tijdperk uit de vaderlandse geschiedenis was afgesloten en
met hoop en verwachting zag men een nieuw tijdperk tegemoet
van herleving van de volkswelvaart en van nieuwe bloei van
de Leidse hogeschool en van de Leidse industrie.
(Wordt vervolgd)
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
o Inhoud o
- Van de bestuurstafel 1 -
o We krijgen subsidie! 2 o
- Historische Vereniging officieel 3 -
o Nogmaals gemeentesecretaris C.Kammeraat 4 o
- Voortaan offsetdruk in plaats van stencillen 5 -
o Ik herinner mij ... (2) 6 o
- Aleyt van Poelgeest 7 -
o Lijdensweg van een lokale geschiedschrijver 8 o
- "Met de muziek mee ..." 13 -
o Minister Brinkman krijgt eerste exemplaar van o
- "De Archieven in het Algemeen Rijksarchief" 13 -
o Leiden en omgeving in 1813 (5) 14 o
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-